
Knapens vage focus
Hivos kan zich vinden in de uitgangspunten uit de ‘Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking’ van staatssecretaris Knapen maar uit fundamentele kritiek op de inhoud. Het gebrek aan aandacht voor maatschappijopbouw is kwalijk. Onderbouwing bij de landenkeuze is onvoldoende. Hivos pleit voor een heroverweging.
De eerste zin van de ‘Focusbrief ontwikkelingssamenwerking’ verwoordt in een notendop waar het staatssecretaris Knapen om te doen is: de economische positie van Nederland in de wereld verbeteren.
Het lijkt meer om ons te gaan dan om hen. Nederland en de ‘Nederlandse belangen’ staan pal vooraan in het ontwikkelingsbeleid.
Dat Nederlandse bedrijven daarbinnen meer mogelijkheden krijgen is niet op voorhand verkeerd. Als een grotere rol van Nederlandse bedrijven leidt tot meer banen in het Zuiden en meer welvaart daar is dat positief. Dat is ook goed voor onze economie. Maar we moeten het niet eenzijdig omkeren.
Vooropgesteld: meer focus op economie en zelfredzaamheid is goed. Daaraan heeft het in het regeringbeleid te lang ontbroken. Evenals aan het maken van scherpe keuzes. Maar, het is al vaker gezegd, ontwikkeling is meer dan bedrijfsleven alleen. De focus op maatschappijopbouw is bij Knapen vervaagd. En dat baart ons zorgen.
De kloof
Kijkend naar Afrika zien we genoeg positieve ontwikkelingen zoals een gezonde economische groei, een toename van bedrijvigheid en niet in de laatste plaats een sterker speelveld van maatschappelijke krachten dat vaker dan voorheen een kritische stem laten horen. Een stem die roept om meer transparantie van de macht, meer verantwoording, meer vrijheden. Een stem die roept om een eerlijker verdeling van de welvaart. Veel Afrikaanse landen zijn in potentie niet arm. Het is de kloof tussen arm en rijk die voor spanningen zorgt. Al langer is duidelijk dat die kloof binnen landen groter is, althans significanter, dan die tussen landen. Het gaat dus om het verdelingsvraagstuk: hoe wordt de binnenlandse koek verdeeld. De sleutel tot een rechtvaardiger verdeling is democratische controle, hetgeen de regering lijkt te ontgaan.
Om deze redenen is het verbijsterend om in de beleidsbrief te moeten lezen dat het maatschappelijk middenveld, terloops bijna, als ‘posterioriteit’ wordt bestempeld. Wie de nadruk legt op economie en tegelijkertijd de waakhond, de controle op het bestuur, de civil society tot bijzaak degradeert, loopt op één been (en zal vroeg of laat struikelen).
In lijn met deze omissie is de opmerking dat ‘het maatschappelijk middenveld kan bijdragen aan sociale voorzieningen […]’. Laat dat nu precies de taak zijn van overheden in ontwikkelingslanden, gecontroleerd door diezelfde civil society.
Niet onderbouwd
Buiten deze fundamentele kritiek roept de beleidsbrief vele vragen op. De regering motiveert niet waarom landen als Tanzania, Zambia, Nicaragua en Bolivia van de bilaterale landenlijst afvallen, terwijl de regering zich daar amper een jaar geleden in Europees verband wel aan had gecommitteerd. Wat zijn zulke afspraken dan waard? Behoorlijk bestuur geldt ook voor Nederland als criterium. Met eenzelfde gemak had uit de tombola van Buitenlandse Zaken een compleet andere lijst tevoorschijn kunnen komen.
Inconsistenties
Het stimuleren van duurzame productie, zo heet de doelstelling bij het speerpunt voedselzekerheid. Daar is Hivos het van harte mee eens. Maar hoe kun je in dit licht bezuinigen op programma’s voor hernieuwbare, c.q. duurzame, energie in ontwikkelingslanden? Duurzame productie en het opwekken van duurzame energie zijn volgens Hivos twee kanten van dezelfde munt. Klimaatverandering en milieuproblematiek, waaronder ook biodiversiteit, zijn ondergeschoven kindjes in het beleid. Gezien de urgentie van handelen met betrekking tot deze Global Common Goods een verkeerde keuze.
Latijns Amerika
De regering heeft besloten alle Latijns Amerikaanse landen van de bilaterale lijst te schrappen. Zij trekt zich niet volledig terug uit dit continent maar start ‘een regionaal programma, gericht op de verbetering van de mensenrechtensituatie, het democratiseringsproces en de veiligheidssituatie in Centraal-Amerika’. Prima als dit daadwerkelijk kansen geeft aan maatschappelijke organisaties om de straffeloosheid en het geweld aan de kaak te stellen en de overheid ter verantwoording te roepen. Maar hopelijk is het geen doekje voor het bloeden.
Nogmaals, welke onderbouwing schuilt er achter het laten vallen van een land als Bolivia, het armste van het continent. Met die keuze wordt voorbijgegaan aan het feit dat Bolivia grondwetswijzigingen doorvoert teneinde de indiaanse bevolking meer rechten te geven. Zij krijgt meer zeggenschap over territoria die veelal in het Amazonegebied liggen. Het duurzaam beheer van de laatste ongerepte resten van het Amazonewoud worden hiermee ondersteund. Dit proces van de lange adem, dat steun van Nederland verdient, is zeer belangrijk in het debat over klimaatverandering en het opwerpen van buffers tegen negatieve effecten van klimaatverandering. Over Nederlandse belangen gesproken.
Oost-Afrika
De onderbouwing van de keuzes voor de partnerlanden vindt Hivos, zoals gezegd, tekortschieten. Neem de ontwikkelingsrelatie met Rwanda. Die is altijd, om tal van redenen, controversieel geweest. Meest in het oog springend zijn de mensenrechtensituatie, de afwezigheid van vrije media, de door de politiek gecontroleerde rechtstaat en de rol die Rwanda en buurland Oeganda spelen in de regio, waar de bevolking van Oost-Congo nog altijd de wrange vruchten van plukt. Burundi lijkt nogal willekeurig gekozen in profiel II. Afgezet tegen de bilaterale samenwerking en de specifieke handelsbelangen in Oost-Afrika ligt betrokkenheid in de Grote Merenregio evenwel voor de hand – Burundi en Rwanda werken immers steeds inniger samen met Oeganda, Tanzania en Kenia in het regionale handelsblok. Deze regio wordt geplaagd door geweld en etnische problematiek. Er zou gezocht kunnen worden naar andere wegen in het Grote Merengebied. Te denken valt aan het nog verder ondersteunen van inspanningen op het gebied van veiligheid en rechtstaat, een speerpunt tenslotte. In zo’n thematische blik past behalve Rwanda en Burundi uiteraard ook Oost-Congo, een van de meest wrede en hardnekkige conflicthaarden in Afrika, waar vrouwen hun lijf en leven niet zeker zijn. Seksuele en reproductieve rechten als speerpunt benoemen maar voorbijgaan aan het icoon van seksuele misdaden is op zijn minst merkwaardig.
De hierboven geschetste thematische/ regionale benadering zou in de plaats moeten komen van de bilaterale landenkeuze voor Rwanda en Burundi. Een dergelijke keuze maakt de weg vrij voor andere afwegingen in andere delen van de wereld, zoals een heroverweging van het besluit om de bilaterale relatie met Bolivia te beëindigen.
Dit is een bijdrage van ontwikkelingsorganisatie Hivos.