
Deel 3 hoorzitting: Bedrijfsleven blij met focus op economische ontwikkeling
In het derde deel van de hoorzitting over het ontwikkelingsbeleid konden vertegenwoordigers van het bedrijfsleven aanschuiven. Vanzelfsprekend verwelkomen deze heren de focusbrief waarin kansen worden gecreëerd voor het Nederlandse bedrijfsleven en het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Ze zijn ook kritisch en benadrukken dat er nog veel moet gebeuren aan de ontwikkeling van een instrumentarium voor het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden.
Vijf experts op het gebied van bedrijfsleven en ontwikkeling zaten aan tafel; Peter Bongaerts (VNO-NCW), Koos de Bruijn (Tax Justice NL), Bob van der Bijl (NABC: Netherlands-African Business Council), Nanno Kleiterp (FMO, finance for development) en Thierry Sanders ( BiD Network Foundation). De heren zijn het erover eens dat het bedrijfsleven een relevante bijdrage kan leveren aan ontwikkeling in de richting van zelfrezaamheid. Ze zien een mooie rol voor het bedrijfsleven binnen de verschuiving van hulp naar partnerschap. Bongaerts is hier in de Sociaal-Economische Raad (SER) actief mee bezig en noemde in dit verband o.a. mogelijkheden als partnerschappen tussen bedrijven en NGO’s en het verbeteren van de toegang tot fondsen van de multilaterale financiële instellingen.
Investeringsklimaat en transparante belastingoverdracht
Tijdens de hoorzitting was veel aandacht voor het midden- en klein bedrijf (MKB). Lokaal zorgt het MKB volgens Sanders (BiD) voor veel werkgelegenheid, maar er is veel meer nodig om dit te stimuleren. Naast een goed investeringsklimaat noemt Kleiterp (FMO) toegang tot financiële ondersteuning en technische ondersteuning als voorwaarden voor lokale opbouw van MKB. Voor Nederlandse bedrijven die willen investeren in ontwikkelingslanden bestaat nog te veel risico. Daar kan de Nederlandse overheid een rol spelen volgens Kleiterp, in de vorm van verzekeringen die in balans zijn met de risico’s die de private sector zelf moet dragen. Daarnaast moet voor Nederlandse bedrijven meer informatie beschikbaar komen over de mogelijkheden in ontwikkelingslanden, zo stelt onder andere Van der Bijl, directeur van het Netherlands-African Business Council. Van der Bijl pleit voor vraaggestuurde samenwerking en liet weten dat hij vooral vraag hoort naar handelspartners en investeerders, niet naar hulp.
Kritisch was de pleitbezorger van rechtvaardige belastingsystemen, Koos de Bruijn, coördinator van Tax Justice NL. Hij zegt dat bedrijven zeker een bijdrage kunnen leveren aan ontwikkeling, maar dat zij wel belasting moeten betalen in die landen. Hij mistte aandacht voor belasting in de brieven van Knapen, terwijl dit door het WRR rapport wel wordt aanbevolen. De Bruijn vindt transparantie in belastingafdrachten van bedrijven in ontwikkelingslanden van groot belang, om belastingontwijking tegen te gaan. Volgend op dit pleidooi vroeg Irrgang (SP) aan Bongaerts (VNO-NCW) of hij bereid is van bedrijven de eis te stellen van country-country reporting. Middels country-country reporting wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel belastingen bedrijven in ontwikkelingslanden betalen. Bongaerts kon hier geen ja of nee op antwoorden en vindt dat belasting maar een deel is van de analyse. Hij pleitte wel voor capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden zelf om belasting te heffen.
Verdelingsvraagstuk en meetbaarheid
Vanuit Tweede Kamerleden Dikkers (PvdA) en Hachchi (D66)werd aandacht gevraagd voor het verdelingsvraagstuk. Komt economische ontwikkeling die op gang is gebracht door het bedrijfsleven wel bij de armere lagen van de bevolking terecht? Bongaerts antwoordde op de vraag van Dikkers dat het Nederlandse bedrijfsleven juist hoogwaardige normen hanteert voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Volgens Bongaerts heeft het bedrijfsleven hierbinnen ook oog voor de effecten van economische ontwikkeling. Van der Bijl (NABC) benadrukte dat de gemiddelde Afrikaan wel degelijk beter wordt van economische ontwikkeling, ook al is het vaak zo dat de ongelijkheid in vroege fases eerst toeneemt. Sanders (BiD) vindt dat hier inderdaad op gelet moet worden, volgens hem heeft het FMO hier goede evaluatietechnieken voor beschikbaar.
Ferrier (CDA) zei met belangstelling te luisteren naar de verhalen. ‘Maar ik vraag mij toch ook af, hoe meet u uw bijdrage aan ontwikkeling?’ Volgens de heren uit het bedrijfsleven is dit juist in de economische sector mogelijk. Volgens Bongaerts is bijvoorbeeld binnen het ORIO-programma de economische ontwikkeling die tot stand komt door investeringen goed te meten. Het ORIO-programma is een facaliteit waarmee ontwikkeling van de infrastructuur in ontwikkelingslanden wordt gestimuleerd. Sanders en Kleiterp vertellen in aanvulling op Bongaerts hoe zij te werk gaan in het evalueren van investeringen van bedrijven en noemen beide de positieve ontwikkelingsresultaten.
Uit de hoorzitting werd duidelijk dat nog veel moet gebeuren om ontwikkelingslanden écht interessant te maken voor het bedrijfsleven en ook om ontwikkelingslanden te laten profiteren van investeringen door het bedrijfsleven. Maar de algemene stellingname vanuit het bedrijfsleven was positief, zoals Bongaerts zei: ‘Bedrijven in ontwikkeling; een wereld te winnen’.