
Manon Stravens reageert: Nederlands beleid is hypocriet
Vorige week maandag deed Manon Stravens haar beklag over een bijeenkomst op de Nederlandse ambassade in Bamako, georganiseerd door het Agenschapt NL. Op haar bijdrage kwamen veel reacties. Tijd voor een tegenreactie van Manon. ‘Ik vind het gewoon – excuseer – hypocriet dat we ons zitten te profileren met programma´s als het PUM en PSI en daarmee de schijn wekken aan duurzame economische ontwikkeling te willen doen, terwijl we tegelijkertijd geen poot verzetten aangaande ons landbouwbeleid of dat van onze buren.’
De vele reacties op mijn stuk van vorige week geven me de ruimte mijn standpunt verder toe te lichten, met name op de kritische reacties van Hugo Verkuijl en Jan Arie Nugteren. Het is me absoluut niet ontgaan dat er grote interesse was voor de bijeenkomst en de gepresenteerde programma’s. Dat bleek wel uit de opkomst en de discussies. De werkelijke impact van een dergelijke meeting gaat mijns inziens echter stukken verder dan dat en wijst zich pas uit nadat een relevant deel van de aanwezige maar vooral níet aanwezige ondernemers daadwerkelijk gebruik heeft kunnen maken van de aangeboden diensten en daar zichtbaar op vooruit is gegaan.
Schrijnende spanning
Succesverhalen zoals Malibiocarburant zijn er altijd en ik ben blij dat ICCO die weet te vinden. Mijn punt zit echter in de toegankelijkheid, relevantie en duurzaamheid van deze programma’s, in het licht van het algemene economisch/landbouwbeleid en politieke klimaat in Nederland. Daar zit – ook na het lezen van de reacties en de genoemde voorbeeld projecten – nog steeds een schrijnende spanning.
Het klopt dat ik mijn leven nog nooit met een PUM-mer heb gewerkt, om de eenvoudige reden dat de bedrijfjes in mijn portfolio, zoals de meeste van ICCO’s partners, niet aan de criteria voldoen. Het in praktijk kunnen brengen van een dergelijk advies is nog een tweede obstakel. En dan hebben we het nota bene over de hogere inkomenslanden Ghana en Kameroen. Ik twijfel er overigens niet aan dat het prettige personen zijn met verstand van zaken, maar dat is mijn dus punt niet.
Niet voor ons pleiten
Dat Mali een speerpunt heeft gemaakt van private sector ontwikkeling had ik inderdaad verder mogen toelichten. Het verlichten van procedures, belastingen, het API als loket voor startende bedrijven, programma’s om infrastructuur, ICT en toegang tot krediet te verbeteren, behoren tot de maatregelen om investeerders aan te trekken. Er liggen ambitieuze plannen om nationale productie en verwerkingscapaciteit te verbeteren. De initiatieven van het Agentschap NL sluiten in die zin aan op dat beleid (dat we daarin uniek zijn, doet juist de vraag rijzen naar de impact en het bereik ervan, en dat pleit mijns inziens dus niet voor ons).
Mali haalt haar directe buren inderdaad in, al staat ze qua investeringsklimaat nog altijd op de 153e plaats (van de 183 landen). Dit is een realiteit die vraagt om brede en vooral coherente aanpak. Op de ‘bescherming van investeerders (nationaal en internationaal)’ scoort ze 147. En precies dat baart zorgen, omdat het hier gaat het om maatregelen die een bedrijf de kans geeft te kunnen groeien en te concurreren op de markt. Mali stelt zich steeds meer open voor de markt, de overheid trekt zich terug en geeft de ruimte aan private investeerders. Maar waar zijn de concrete plannen om de eigen opkomende industrie te beschermen? Behoorlijk riskant als een Europese exporttijger als Nederland dan ineens opduikt als handelspartner.
Hypocriet
En even rechtstreeks aan Hugo: vanuit jouw positie als duurzaam ondernemer snap ik niet dat je het belang van eerlijke handelsverhoudingen bagatelliseert. Juist dáár kan en zou Nederland, onder aanvoer van het Ministerie van Economische Zaken, wat moeten betekenen. Zeker als ze zoiets als het Agentschap NL in het leven roept. Ik vind het gewoon – excuseer – hypocriet dat we ons zitten te profileren met programma´s als het PUM en PSI en daarmee de schijn wekken aan duurzame economische ontwikkeling te willen doen, terwijl we tegelijkertijd geen poot verzetten aangaande ons landbouwbeleid of dat van onze buren. Daarmee doe je de verdiensten van die programma’s in feite toch teniet?
De overlevingskans van de Malinese ui is echt net zo klein als die van de aardappel, gezien het feit dat Nederland de tweede uienexporteur ter wereld is, met West-Afrika als belangrijkste groei/afzetmarkt! Erger nog, 90% van de geïmporteerde uien in Afrika komt uit Nederland. We hebben een ijzersterke concurrentiepositie en onze ui is goedkoper en langer te bewaren dan de lokaal geproduceerde ui. Hoe kan Mali daar ooit tegenop? Het land mag dan – onder oplettend oog van en bijgestuurd door de Wereldbank c.s. – langzaam stijgen op de ranglijst van ‘Doing Business’ en zijn schulden kwijtgescholden krijgen. Maar ik houd werkelijk mijn hart vast voor de bescherming en de belangen van de kleine boer.
Aanpakken van beleidsincoherentie
Dat brengt me naar de eerste opmerking van Jan Arie aan mij. Dat de EVD niet gekort wordt, verbaast me niets. In het licht van deze discussie ga ik er dan wel vanuit dat de resultaten en geclaimde impact van deze programma’s vanaf nu ook gepland en geëvalueerd gaan worden volgens het strikte monitoringsprotocol waar NGO’s al jaren aan moeten voldoen. Met aandacht voor de impact op de lange termijn. En als daar echt een gedegen context- en probleemanalyse aan vooraf is gegaan, zal het aanpakken van beleidsincoherentie interventie nummer één moeten worden.
Tenslotte vind ik dat ontwikkelingsorganisaties zich samen – op een constructieve manier – hard moeten blijven maken voor eerlijke handelsverhoudingen. En als we écht streven naar hetzelfde doel, zou een partnerschap met het bedrijfsleven daar juist de ruimte voor moeten geven. Dus, Jan Arie, ik ben zeker bereid tot een biertje op slippers in april. Dan nodig ik mijn West-Afrikaanse collega’s ook uit, die nu jammer genoeg niet kunnen bijdragen aan de discussie.