Focusbrief: ‘Leidraad is het maken van keuzes’

‘De sector ontwikkelingssamenwerking heeft zichtbare resultaten nodig.’ Dat stelt Ben Knapen in de focusbrief die hij op 18 maart jl. presenteerde. Nederland zal zich gaan focussen op de vier speerpunten ‘veiligheid en rechtsorde’, ‘water’, ‘voedselzekerheid’ en ‘Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)’. Voorwaarde voor meer efficiency en effectiviteit op deze terreinen zijn verdere professionalisering van het personeelsbeleid en opbouw van kennis. Vice Versa zette de belangrijkste punten op een rij.

Op het vlak van ‘veiligheid en rechtsorde’ wil Nederland inzetten op capaciteitsopbouw in samenhang met hervorming van de veiligheidssector. Het maatschappelijke middenveld zou moeten bijdragen aan sociale voorzieningen ondersteund door een politieke dialoog. Daarnaast wordt gefocust op het creëren van werkgelegenheid als ´vredesdividend´ voor de bevolking en het vergroten van landenspecifieke expertise. Het maken van programma´s zoals ontwapening om conflicten te voorkomen, inzetten op de rol van de vrouw in vredesprocessen en multilaterale samenwerking dragen hier ook aan bij.

Op het gebied van ‘water’ heeft een groeiend aantal landen te maken met waterproblemen die voortkomen uit klimaatverandering, overlast, schaarste en vervuiling. Goed bestuur staat centraal in het Nederlandse waterbeleid. De prioriteiten van Nederland liggen bij uitbreiding van publiekprivate partnerschappen (PPP’s) en samenwerkingsprogramma’s binnen de drinkwater- en sanitatiesector. Daarnaast ligt de focus op verbetering van waterbeheer en aanpassing op klimaatveranderingen, gericht op duurzame voedselproductie en veilige delta’s.

Particulierprivaat
Met het derde speerpunt, ‘het vergroten van voedselzekerheid’ wil Knapen zich richten op het vooruit helpen van markten en bedrijven. Waar mogelijk zullen PPP’s worden ontwikkeld. Er moet betere toegang tot goede voeding komen voor armere bevolkingsgroepen. Dit kan worden gerealiseerd door uitbreiding van de werkgelegenheid, sociale voorzieningen en het verhogen van de duurzame productie van voedsel. Goed bestuur wordt van groot belang geacht voor voedselzekerheid. Daarnaast zouden vrouwen  een belangrijke rol moeten spelen in de voedselproductie- en verkoop, maar hebben zij vaak minder toegang tot kapitaal, kennis en land. Speciale aandacht gaat daarom uit naar genderongelijkheid.

Op het terrein van ‘Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten’ (SRGR) wordt nauw samengewerkt met VN-instellingen. Nederland wil vooral een vooruitstrevende en standvastige pleitbezorger zijn van SRGR. Daarnaast zou de Nederlandse publiekprivate samenwerking tussen gezondheidszorg en ziektekostenverzekeringen een voorbeeldfunctie kunnen vervullen naar ontwikkelingslanden. SRGR zou bovendien bijdragen aan het bevorderen van mensenrechten. Zo gaat het bestrijden van moedersterfte om het recht op leven. Ook zouden reproductieve rechten bijdragen aan het bestrijden van genderongelijkheid en het afremmen van de bevolkingsgroei.

Bezuinigingen
Inperking van het aantal partnerlanden heeft niet tot gevolg dat in andere landen geen Nederlands ontwikkelingsgeld meer wordt geïnvesteerd. Multilaterale fondsen blijven bestaan en maatschappelijke organisaties richten zich nog steeds op de 33 partnerlanden. Vanwege de bezuinigingen zullen de thema’s onderwijs en gezondheidszorg ondersteunend worden aan de vier speerpunten. In zwakke staten zal de inzet op onderwijs worden voorgezet of zelfs vergroot. Minder geld gaat onder andere naar basisonderwijs dat niet ondersteunend is aan de vier speerpunten en naar centrale onderzoeksprogramma’s. Voor de gezondheidszorg geldt dat investeringen moeten bijdragen aan SRGR. Dit leidt tot bezuinigingen op de wereldwijde fondsen voor ziektebestrijding, Nederlandse bijdragen aan internationale initiatieven gericht op brede gezondheidssystemen en bilaterale inzet op HIV/AIDS.

Ook op zelfstandige programma’s voor medialiberalisering, ‘civic education’ en ‘milieu’ zal worden bezuinigd. Onderdelen van het milieubeleid die de vier speerpunten niet ondersteunen krijgen minder geld. Dit betreft de bossenprogramma’s, programma’s voor hernieuwbare energie, inzet op biodiversiteit en generieke ondersteuning van nationale milieuplannen.

Landenkeuze
Nederland onderhoudt momenteel met 33 landen een bilaterale relatie. Knapen wil dit terugbrengen naar vijftien landen (Benin, Ethiopië, Mali, Mozambique, Oeganda, Rwanda, Afghanistan, Burundi, Jemen, Palestijnse gebieden, Soedan, Bangladesh, Ghana, Indonesië en Kenia) en somt in de focusbrief zeven uitgangspunten op voor de selectie. Zo is er gekeken naar het perspectief op het behalen van ontwikkelingsresultaten en de Nederlandse meerwaarde en belangen hierbij. Ten tweede werd het inkomens- en armoede niveau bekeken. Daarnaast is een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden om de speerpunten van het kabinet en de vier bovengenoemde speerpunten vorm te geven in de partnerlanden. Verder bekeek Knapen waar Nederland met kennis, expertise en netwerken kan bijdragen aan zelfredzaamheid.

De financiële omvang van de lopende hulp is ook een criterium, alsmede het aantal Nederlandse ontwikkelingsactiviteiten en de meerwaarde van Nederland als donor. Ook goed bestuur, democratisering, naleving van mensenrechten en corruptiebestrijding zijn meegenomen in de selectie. Tenslotte telt de mate waarin eventuele sluiting of omvorming van het ontwikkelingsprogramma bijdraagt aan de voorgenomen bezuinigingen op het postennet mee. Ter vergroting van de effectiviteit van ontwikkelingshulp is bovendien gelet op de werkverdeling tussen donorlanden.

Profielen
In navolging van het vorige kabinet neemt Knapen de verdeling van partnerlanden in drie profielen over. Landen in profiel 1 (Benin t/m Rwanda) zijn lage-inkomenslanden, landen in profiel 2 (Afghanistan t/m Soedan) zijn fragiele staten en landen in profiel 3 (Bangladesh t/m Kenia) beschikken over een gezonde economische groei. Hiernaast is er voor de landen Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika een transitiefaciliteit. Deze faciliteit stimuleert de overgang van een bilaterale ontwikkelingsrelatie naar een wederzijds profijtelijke economische samenwerking. In de bijlage van de focusbrief is een landenspecifieke onderbouwing te vinden voor de keuze van de partnerlanden.

Uitfasering
Sommige landen (Bolivia, Burkina Faso, DRC, Egypte, Georgië, Guatemala, Kosovo, Moldavië, Mongolië, Nicaragua, Pakistan, Senegal, Suriname, Tanzania en Zambia) raken hun status als partnerland kwijt. Landenspecifieke redenen voor het vertrek worden niet expliciet genoemd in de focusbrief. In de inleiding staat dat ‘begrotingssteun niet wordt gegeven wanneer er sprake is van corruptie, schending van mensenrechten of onvoldoende good governance.’ De landen die niet geselecteerd zijn, hebben niet hoog genoeg gescoord op de uitgangspunten van de landenkeuze.

Volgens Knapen wil Nederland verantwoord vertrekken uit deze landen. Deze uitfasering wordt goed voorbereid en gepland, zo staat in de focusbrief. Tijdige communicatie, betrokkenheid van het ontvangende land, het nakomen van juridische verplichtingen en gedane toezeggingen zijn hierbij van belang. Uitgewerkte exit- of transformatiestrategieën zullen nog worden geformuleerd.

Voor de volledige focusbrief klik hier.