
Vrijdagmiddagborrel: Slijmen bij multinationals
Iedere vrijdagmiddag bespreekt hoofdredacteur Marc Broere actuele ontwikkelingen in de sector. Vandaag schrijft hij over iets wat hem in toenemende mate begint te irriteren, namelijk het kritiekloze geslijm van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties bij multinationals. Zijn multinationals opeens echt de onbetwistbare kampioenen van armoedebestrijding geworden of verkopen Plan, ICCO, Hivos en al die anderen hun ziel aan de duivel?
In het Hilton hotel in Amsterdam vond onlangs een Ronde Tafel bijeenkomst plaats tussen de directeuren van 5 Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en een aantal topbestuurders van multinationals. Op de officiële foto die gemaakt is zien we een stralende staatssecretaris Ben Knapen in het midden staan. Het sluiten van partnerschappen tussen het bedrijfsleven en de ontwikkelingswereld past natuurlijk precies in zijn beleid en dit resultaat kan hij op zijn palmares bijschrijven.
Het waren niet de minsten die aanwezig waren in het hotel waar Herman Brood, in juli van dit jaar alweer precies tien jaar geleden, van het dak sprong. Farah Karimi van Oxfam Novib, René Grotenhuis van Cordaid, Manuela Monteiro van Hivos, de mij onbekende Wim Hart van ICCO en Tjipke Bergsma van Plan. Daar stonden tegenover een aantal topbestuurders van Heineken, Philips, Unilever, Shell, DSM en adviesorganisatie Accenture. Het initiatief was afkomstig van Plan Nederland en adviesorganisatie Accenture.
Tijdens de bijeenkomst in het Hilton besloten de multinationals en ontwikkelingsorganisaties dat ze willen gaan samenwerken rondom het thema voedselzekerheid, ook al een nieuw speerpunt in het beleid van de staatssecretaris. OxfamNovib en Unilever zullen het initiatief voor een volgende bijeenkomst nemen.
Vies en fout woord
Samenwerking tussen multinationals en ontwikkelingsorganisaties: het moge duidelijk zijn dat de tijden veranderd zijn. Want hoe lang geleden was het nog zo dat het woord ‘multinational’ naast dat van ‘imperialisme’ waarschijnlijk het meest vieze en foute woord was dat je binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking kon bezigen? Ik heb die tijd in ieder geval nog heel bewust meegemaakt. Het positieve van de samenwerking, vind ik, is dat de bestrijding van armoede allang geen zaak meer is van ontwikkelingsorganisaties alleen. Ook het bedrijfsleven neemt in toenemende mate haar verantwoordelijkheid, evenals burgers die kleinschalige projecten opzetten en bewegingen van consumenten die door hun koopgedrag een steentje bijdragen. Zo’n breed front tegen mondiale onrechtvaardigheid is ook echt nodig om deze wereld structureel een beetje eerlijker te maken.
Toch heb ik ook mijn twijfels. Draaien we nu niet een beetje door in de plotselinge omarming van multinationals als natuurlijke bondgenoten in de strijd voor een rechtvaardige wereld? Toen ik las over de Ronde Tafel bijeenkomst kreeg ik naast waardering ook een wat ongemakkelijk gevoel. Is er nog gesproken over de meer gevoelige zaken of werden die onder het tapijt geschoven, vroeg ik me af. Stonden de talrijke onderzoeksrapporten van SOMO, die ook de keerzijde van het gedrag van multinationals laten zien, óók op de agenda? Bijvoorbeeld het recente onderzoek, waaruit blijkt dat de farmaceutische industrie nog steeds mensen in ontwikkelingslanden gebruikt als proefkonijnen voor het testen van medicijnen. Wat zou het een mooi en krachtig gebaar zijn geweest als de vijf aanwezige Nederlandse multinationals hier een vuist tegen zouden maken. Gezamenlijk na afloop van de bijeenkomst een verklaring afleggen en de farmaceutische industrie oproepen om deze vreselijke misstanden te staken.
Ook ben ik benieuwd of een van de vijf aanwezige directeuren van de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties het gegeven op tafel heeft gelegd dat internationaal opererende bedrijven ontwikkelingslanden jaarlijks tussen de 150 en 200 miljard aan belastingafdrachten onthouden. Helaas konden we niet letterlijk meeluisteren naar wat er gezegd werd. Wél vroegen onze verslaggevers ter plekke na afloop aan Plan-directeur Tjipke Bergsma heel concreet of het ook nog was gegaan over de omstreden rol die Shell speelt in Nigeria. Hierop antwoordde Bergsma: ‘Moraliteit is wel kort aan de orde geweest. Maar we hebben besloten naar de toekomst te kijken.’
Ik moet eerlijk zeggen dat ik schrik van dit antwoord. De directeur van Plan, die ik overigens ken als een weldenkend en verstandige man, doet het aanspreken van Shell op haar optreden in Nigeria af als ‘moraliteit.’ In dezelfde week dat de topbestuurders van ontwikkelingsorganisaties en multinationals bij elkaar kwamen, werd er in heel Nederland gecollecteerd voor Amnesty International. Zijn al deze vrijwilligers, die door weer en wind met de collectebus langs de deuren gingen, nu opeens moralisten geworden en Shell een kampioen van de mondiale rechtvaardigheid? Dat gaat er bij mij toch echt niet in.
Ook zou ik het antwoord van Bergsma nog wel eens voor willen leggen aan de mensen in Ogoni-land in Nigeria. Zij ondervinden aan den lijve de gevolgen van de olieboringen van Shell aldaar. Of aan de kinderen van Ken Saro-Wiwa, de in 1995 opgehangen mensenrechtenactivist die in opstand kwam tegen het handelen van Shell.
En om nog een ander recent voorbeeld te geven: ik zou de uitspraken van Bergsma eveneens graag voor willen leggen aan prinses Irene en haar nog eens willen laten uitleggen hoe zij denkt over het voornemen van Shell om proefboringen te gaan beginnen in de Zuid-Afrikaanse Karoo, waardoor het delicate watersysteem volgens haar vergiftigd dreigt te worden. ‘Shell zit nog in het oude stramien: alles wat in de aarde zit, is van ons’, sprak de prinses afgelopen week.
Wat is hier aan de hand?
Wat is hier aan de hand? Waar is ook de kritische houding gebleven van onze ngo’s? In de nieuwe Vice Versa, die vandaag is verschenen, vind ik een deel van de verklaring. We zijn met een nieuwe rubriek begonnen, Filosoferen met Ellen, waarin Ellen Mangnus actuele vraagstukken en trends binnen de ontwikkelingssamenwerking probeert te verklaren door ze (denkbeeldig) voor te leggen aan bekende filosofen uit de wereldgeschiedenis. Haar eerste aflevering is gewijd aan precies dat onderwerp waar ik vandaag over schrijf.
Om het nieuwe speerpunt van ontwikkeling van de private sector en een grotere rol van het Nederlandse bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking te verklaren, is ze in de theorieën gedoken van de Franse filosoof Michel Foucoult (1926-1984). Hij gebruikte het begrip discours om uit te leggen hoe wij de wereld ordenen. Een discours is volgens Foucault een set van communicatieve handelingen (schrijven, praten. etc.) die de objecten waarover ze het heeft construeert. Een discours is dus meer dan alleen uitleg over een object; het discours geeft betekenis aan dat object. Een discours is bovendien tijdsgebonden. Door de geschiedenis heen geeft men andere betekenissen aan dezelfde objecten.
Met de komst van het marktdenken is er volgens Ellen ook een categorisering opgetreden binnen de OS-sector en is het discours veranderd. Om zich te kunnen onderscheiden als zakelijk en professioneel, hebben aanhangers van het marktdenken een ander type ontwikkelingswerker nodig. Dat werd de ‘linkse hobbyist.’ Met deze term wordt verwezen naar alle ontwikkelingswerkers die zich bezighouden met activiteiten die marktontwikkeling niet als eerste doel hebben.
Foucoult is ervan overtuigd dat een discours ook een systeem van macht is. Het bepaalt wie wel en wie niet de autoriteit heeft om iets te zeggen. Denk aan experts die iets mogen zeggen over een bepaalde problematiek. Het discours stelt de norm voor wat normaal en geaccepteerd is. De meeste mensen zijn niet graag het buitenbeentje en sluiten zich aan bij de heersende denkwijze die zo steeds machtiger wordt. ‘En zie hoe onze sector zich aan de macht van het marktdenken onderwerp’, schrijft Ellen. ‘Woorden als duurzame ketens, sociale investeringen en ondernemerschap zijn bijna niet meer weg te denken. Het marktdenken lijkt nodig om te overleven, om toegang te hebben tot fondsen, maar belangrijker nog: om mee te mogen praten.’
Knuffelmultinational
En dat is precies wat hier aan de hand lijkt. Ontwikkelingsorganisaties worden gekort op hun subsidies door de staatssecretaris. Een beetje aanpappen en slijmen met multinationals, die in tegenstelling tot de ngo’s wél passen in het nieuwe discours, geeft de organisaties het gevoel dat ze er toch nog bijhoren en dat hier wellicht nog toegang tot wat extra fondsen te vinden is. Dus lijken ze op zoek te gaan naar hun eigen knuffelmultinational.
Ook Harm van Oudenhoven, een pionier op het gebied van ondernemen in ontwikkelingslanden, maakt zich in dezelfde Vice Versa zorgen over dit door Ellen Mangnus beschreven nieuwe discours. ‘Praten ontwikkelingsorganisaties alleen mee met de politiek omdat die op dit moment niks liever hoort dan makkelijke kortetermijn oplossingen?’vraagt hij zich af. ‘En zijn de multinationals echt uit op armoedebestrijding en duurzaamheid of blijft het bij winstmaximalisering als de klant maar blijft kopen?’ Harm verbaast zich over het grote vertrouwen bij ontwikkelingsorganisaties in multinationals en een zekere trots die men heeft als er mag worden samengewerkt met zo’n bedrijf. .
Prachtige symfonie
Hebben ngo’s dan iedere kritische houding laten varen? Gelukkig deed Oxfam Novib directeur Farah Karimi een aantal uitspraken tegen onze verslaggevers die me wat meer gerust stellen. ‘Wij spreken bedrijven erop aan hoe hun eigen handelen is’, zei ze. ‘Het gaat er niet om dat je projecten opzet, maar om wat je in je eigen productieketen doet. Duurzaamheid moet je core businessplan zijn: bedrijven moeten een échte keuze maken voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.’ Doen ze dat niet, dan gaat Oxfam Novib zonder aarzelen over tot het voeren van een campagne. ‘Polarisatie zal nog steeds nodig zijn.’
De uitspraken van Karimi leidde tot een kritische reactie op onze site van iemand die zich ergerde aan de moraliserende toon ervan. Toch klonk deze moraliserende toon mij dit keer als een prachtige symfonie in de oren. Ook kan ik er niets aan doen dat ik toch meer sympathie blijf houden voor de collecte van Amnesty International dan voor de vrijage tussen multinationals en ontwikkelingsorganisaties. En laten we nu eerst maar eens zorgen dat ook multinationals gewoon belasting gaan betalen in ontwikkelingslanden.
Ik weet het: volgens het nieuwe discours en de theorieën van Michel Foucoult ben ik ongetwijfeld een nostalgische linkse hobbyist.