
Vrijdagmiddagborrel: Silverlining Africa, op audiëntie bij Ton Dietz
In de rubriek Vrijdagmiddagborrel schrijft hoofdredacteur Marc Broere over ontwikkelingen in de sector. Deze week had hij een ontmoeting met professor Ton Dietz, directeur van het Afrika Studiecentrum in Leiden. Dietz voorziet een gouden toekomst voor Afrika en rekent genadeloos af met het negatieve beeld van het continent. Maar wat betekent dat voor de landenkeuze van staatssecretaris Ben Knapen?
Deze week had ik een ontmoeting met professor Ton Dietz, directeur van het Afrika-Studiecentrum in Leiden. Volgens Evelijne Bruning, mijn voorgangster bij Vice Versa, is er geen twijfel mogelijk dat Dietz op nummer 1 staat als we weer een top 10 zouden maken van de invloedrijkste personen binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. En Evelijne kan het weten, want ze kent het ‘wereldje’ nog veel beter dan ik.
Ik had de afspraak met Dietz onder andere gemaakt om nog eens verder te praten over de interessante inaugurele rede die hij op 14 januari had uitgesproken voor de Universiteit Leiden. In deze rede –onder de veelzeggende titel Silverlining Africa : from images of doom and gloom to glimmers of hope – rekent de wetenschapper af met het Afrika defaitisme. Hij voorziet een grote toekomst voor Afrika en je moet wel erg gek zijn als ondernemer om vandaag de dag niet in Afrika te investeren.
Ik vond het interessant om met Dietz te praten over wat dit nu betekent voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Want als het zo goed gaat met Afrika, moeten we dan nog wel ontwikkelingshulp geven? En moet je je dan juist richten op de succesvolle landen of op de achterblijvers? Interessante vragen, zeker ook omdat staatssecretaris Ben Knapen volop bezig is met het maken van zijn landenkeuze voor ons bilaterale beleid.
Jeugdige energie
De cijfers die Dietz aanvoert in zijn oratie liegen er niet om. Zes van de economisch snelst groeiende landen ter wereld liggen in Afrika. Het zijn dezelfde landen waar we nog niet zo heel lang geleden alleen maar ellendeverhalen over hoorden: Angola, Nigeria, Ethiopië, Tsjaad, Mozambique en Rwanda. Volgens Dietz is uit onderzoek gebleken dat het zetje in de rug van ontwikkelingsorganisaties vooral de energiekere, gezondere en wat beter opgeleide vrouwen en mannen heeft gestimuleerd om initiatief te nemen.
Ondanks de extreme bevolkingsgroei is Afrika er het afgelopen decennium in geslaagd om gemiddeld per persoon meer voedsel te produceren dan aan het eind van de koloniale tijd. Ook de cijfers voor de levensverwachting en het onderwijsniveau laten voor veel landen een verbetering zien. Dietz ontwaart steden die bruisen van jeugdige energie en voor veel Afrikaanse jongeren geldt dat ze goed op de hoogte zijn van wat er in de rest van de wereld te koop is. Ze vinden dat het nu hun beurt is om aan te sluiten bij de welvaart. De communicatierevolutie heeft voor de oraal ingestelde Afrikaanse cultuur voor een enorme opening gezorgd voor de buitenwereld.
Nederland heeft volgens Dietz in veel Afrikaanse landen een goede naam. Vanuit ons land op allerlei manieren betrokken zijn bij de explosie van Afrikaanse energie is een spannend vooruitzicht, stelt hij.
Succesvol ondernemer
De peptalk van Dietz spreekt me wel aan. Dit voorjaar is het precies twintig jaar geleden dat ik zelf voor het eerst voet zette op Afrikaanse bodem. Mijn belangrijkste opdracht toen was het maken van een grote reportage over de sloppenwijken van de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Vorige week had ik afgesproken met Harrie Oostrom, de Nederlandse ontwikkelingswerker die destijds voor SNV in Nairobi werkte, en mij in aanraking bracht met de veerkracht van Afrika. Hij is nog steeds betrokken bij projecten in de sloppenwijken van Nairobi en nog altijd net zo gepassioneerd over het werk als twintig jaar geleden. We hebben afgesproken om dit jaar samen op reis naar Kenia te gaan en dezelfde mensen en projecten te bezoeken als twintig jaar geleden.
En ik weet dat hier verhalen tussen zitten die het gelijk van Ton Dietz onderstrepen. Het voorbeeld van Joseph Kihumbu bijvoorbeeld. Toen ik hem twintig jaar geleden ontmoette, was hij na jaren op straat te hebben gezworven net terecht gekomen in een ontwikkelingsprogramma waarbij Oostrom was betrokken. Hij kreeg beroepsonderwijs om timmerman te worden. Nu is Joseph een succesvol ondernemer en runt hij diverse bedrijfjes in de sloppenwijk Mathare Valley. Bijvoorbeeld een bioscoop die vooral op zaterdagmiddag altijd vol zit als er live een Engelse voetbalwedstrijd wordt uitgezonden. Ook heeft Joseph een poolbiljart en drie televisies voor het spelen van videospelletjes, en laadt hij mobiele telefoons op.
Maar ik realiseer me ook dat Joseph slechts één kant van de medaille is. Naast alle mooie verhalen zie ik aan de andere kant ook nog steeds een continent dat moet ploeteren met leiders die niet wegwillen, dat slachtoffer is van handelsverhoudingen die niet deugen, waar wij onze goedkope kippenpootjes dumpen en de farmaceutische industrie proefkonijnen rekruteert om nieuwe medicijnen uit te testen. Er is meer dan alleen maar Silverling Africa.
Dus blijf ik tegelijkertijd een beetje ambivalent over het optimisme dat Dietz schetst.
Mondiale partnerschappen
Op het Afrika Studiecentrum praat ik ongeveer anderhalf uur met Ton Dietz. Ik luister geboeid naar de uiteenzetting die hij houdt over het nieuwe landenbeleid en de het type internationale samenwerking dat anno 2011 gewenst is met Afrika. Dietz vindt allereerst dat we snel afmoeten van het begrip ontwikkelingshulp. Ook ontwikkelingssamenwerking is een gedateerd woord. Het moet gaan om mondiale partnerschappen met Afrika. Daarbij onderscheidt de hoogleraar partnerschappen die gericht zijn op de ondersteuning van de middenklasse in ontwikkelingslanden die als katalysator van economische groei fungeren, én partnerschappen met bewegingen van ‘echte armen.’
Bij het ondersteunen van economische groei ligt vooral een taak voor het bilaterale beleid van de Nederlandse overheid en voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het ondersteunen van bewegingen van echte armen is vooral voorbehouden aan de Nederlandse ngo’s, hoewel Dietz een trend ontwaart dat ook zij zich meer en meer op de middenklasse in ontwikkelingslanden richten en zich te veel (moeten) richten op de beleidsprioriteiten van de Nederlandse overheid.
Historische band
Over de landenkeuze die Ben Knapen in Afrika moet maken is Dietz duidelijk. Met officiële bilaterale hulpgelden moet je volgens hem alleen gaan werken in landen die al een middenklasse hebben om versnellingen te bewerkstelligen. Landen met een redelijk perspectief waar al buitenlandse investeringen plaatsvinden. En vooral ook landen waar Nederland al een historische band mee heeft, bijvoorbeeld omdat we er al tientallen jaren met ontwikkelingsactiviteiten actief zijn of veel mensen uit dat land in Nederland gestudeerd hebben.
Dietz maakt op basis hiervan een snelle selectie. Wel Kenia en niet Uganda. Wel Ethiopië en minder Eritrea. Wel Mali en Burkina Faso, maar geen Guinee en Senegal. Wel Ghana en niet Ivoorkust. Wel Mozambique en Zambia, maar geen Malawi. ‘Het heeft geen enkele zin om ergens helemaal van nul af aan te beginnen’, benadrukt hij. Dietz had zich verbaasd over het beleid van oud-minister Koenders in Burundi. Koenders was op zoek naar een voorbeeld van een fragiele staat om zijn beleid een gezicht te geven. Hij koos voor Burundi omdat hier maar weinig andere donoren actief waren. Het leidde meteen tot spanningen met de Belgen die in tegenstelling tot de Nederlanders wél een historie in dat land hebben. ‘Het fragiele statenbeleid van Koenders was zo fragiel als wat’, zegt Dietz die moet lachen om zijn eigen woordspeling. Fragiele staten moet je volgens hem sowieso niet als individuele donor oppakken, maar altijd in EU-verband ondersteunen. En ook de bilaterale hulpkeuzes moet je in EU verband coördineren en daar zijn al aanzetten voor.
Zuid-Sudan wordt een nieuwe staat in Afrika en Nederland zal daar zeker iets willen gaan doen, denkt Dietz. Het is volgens hem echter beter om die hulp via Kenia te laten verlopen dan om een zelfstandig bilateraal beleid op Zuid-Sudan te ontwikkelen. Als een echte architect maakt Dietz een paar denkbeeldige schetsen. ‘Ik denk dat Uganda afvalt als partnerland en uiteindelijk de ambassade moet sluiten. Dan moet de Nederlandse ambassade in Kenia een stukje uitbreiding krijgen met de zorg erbij over de Nederlandse bloemenkwekers in Uganda en over Zuid-Sudan.’
Imago
Blijft over het imago van Afrika. Dietz mag dan wel overtuigende cijfers paraat hebben over de groei in Afrika, voor het merendeel van de Nederlanders staat Afrika nog altijd bekend als het verloren continent. Ik moet denken aan een interview met Studio Sport-icoon Mart Smeets die nog maar enkele jaren geleden in het blad Supporter zei dat het nooit iets zal worden met Afrika. Of aan het boek ‘Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika’ van oud-ontwikkelingswerker Toon van Eijk, die schreef over het gebrekkige arbeidsethos van de Afrikaan als remmende factor op de ontwikkeling van het continent. Het zijn verhalen waar de gemiddelde Nederlander zich eerder zal herkennen dan in het optimisme van Ton Dietz.
‘Dat imago van Afrika gaat tijd kosten’, beaamt Dietz. ‘Dan gaat het om images en hoe beelden gecommuniceerd worden.’
Maar ook op dit vlak is hij toch optimistisch. Als jonge student hoorde Ton Dietz in de jaren zeventig de verhalen over India. Dat immense land stond op het punt om te bezwijken onder de armoede en de bevolkingsgroei. De hele wereld verwachtte een grote catastrofe met India. ‘Ruim dertig jaar later is het beeld van India extreem anders gekleurd’, zegt Dietz.
Er is volgens hem nog steeds sprake van eenzijdigheid over India, maar dit keer gaat die eenzijdigheid om het uitvergroten van de positieve verhalen. ‘Maar het is India gelukt om een zeer negatief imago van krotten, bevolkingsgroei en arme rurale gebieden om te bouwen naar een imago van filmindustrie, hoogwaardige ICT en economische groei. Er is een enorme kanteling tot stand gebracht.’
Kanteling
Dietz verwacht de komende tien jaar eenzelfde kanteling als het gaat om het imago van Afrika. Op wetenschappelijke conferenties over Afrika wordt dit gekantelde verhaal al steeds meer verteld. Het zal volgens hem ook vooral van belang zijn hoe de journalistiek hiermee omgaat. Het gezaghebbende weekblad The Economist had de week voor de oratie van Dietz al een zeer positief verhaal over de ontwikkeling in Afrika. Daar heeft die kanteling volgens hem al plaatsgevonden en wordt al niet eens meer geprobeerd om enige nuance aan te brengen.
Ook bij een Nederlandse Afrika-correspondent als Kees Broere ziet Dietz het begin van een kanteling optreden in zijn berichtgeving. Ondanks al zijn optimisme waarschuwt Dietz tot slot wel om de balans in de gaten te houden. ‘Bij het positieve verhaal moeten we ook laten zien dat er slachtoffers zijn en dat er gebieden zijn waar het helemaal niet zo goed gaat. En bij de gebieden waar het niet goed gaat, moeten we ook de ontwikkelingen daaronder laten zien die helemaal niet zo beroerd zijn.’