Blog Manon: Een prijs op mijn hoofd

Moet Manon zich in Mali meer zorgen maken over de armoede in het land of over zichzelf? Het risico om als blanke ontvoerd te worden schijnt steeds groter te worden, maar ze ziet de waarschuwingen met lede ogen aan. ‘Ik luister graag naar lokale meningen en adviezen met betrekking tot de veiligheidssituatie, maar dit riekt naar op-overtrokken-verbanden-gebaseerde bangmakerij.’

‘Weet zij wel dat er vijftig miljoen op haar hoofd staat?’ Met de toevoeging dat dit nog maar de voorverkoop is, klap ik dubbel van het lachen. Meteen wordt me bloedserieus gemaand wel uit te kijken. Want, de lokale variant van Al Qaeda zit weliswaar diep in het onherbergzame noorden, de gewone arme Malinees kan zomaar op de verkeerde gedachten worden gebracht bij het zien van een loslopende witbol.

Een kwestie van de fiets lichten en doorverkopen dus. Tja, da’s in één klap van je uitstaande schulden af. Onwillekeurig moet ik denken aan de achterlijke kamervraag die de PVV’er Driessen laatst aan staatssecretaris Knapen stelde. Of Mohammed Atta en Bin Laden honger hadden toen ze de aanslagen pleegden. We zouden eens moeten uitrekenen wat het kost om een kamervraag te beantwoorden, maar dat terzijde. Ik luister graag naar lokale meningen en adviezen met betrekking tot de veiligheidssituatie, maar dit riekt naar op-overtrokken-verbanden-gebaseerde bangmakerij.

Haaks op mijn beleving

Het geschetste gevaar staat bovendien haaks op mijn beleving van het Bamako van vandaag. Ze mag dan heet, stoffig en soms ongelooflijk smerig zijn, toch denk ik dat ze van alle Afrikaanse steden een van de betere opties is om als alleenstaande vrouw te wonen en te werken. Prachtig gelegen aan de oevers van de Djoliba, temidden van de glooiende heuvels. Geen krottenwijken die schrijnend afsteken tegen megashoppingmalls. Geen gewapende bendes of hordes lijmsnuivende kinderen. De straten worden gesierd door talrijke dienstverleners, groepjes theedrinkende jongemannen, haarvlechtende meiden, ezels, koeien en heel soms een kameel.

Malinezen kunnen overweldigend gastvrij, behulpzaam en lief zijn. Zonder af te doen aan de dagelijkse strijd voor een inkomen of een stuk brood, het roekeloze verkeer of de bloedirritante politieman, vind ik Bamako een sympathieke stad. Ik ben me er de afgelopen 17 maanden echt thuis gaan voelen. Ik ben  gewend geraakt aan alles dat ooit ‘anders’ was.

Verre vreemdeling

De meeste Malinezen benaderen me daarentegen nog altijd als die verre vreemdeling. ‘Ben je Frans of Amerikaans?’ Sterker nog, ik ben en zal niet te onderscheiden zijn van elke andere witbol. ‘Tubááááááábuuuuuu!!!’ Dat is helemaal niet erg, want hoeveel Nederlanders kennen het verschil nou tussen een, noem eens wat, Mali- en een Balinees. Het wordt wel anders in het licht van bijvoorbeeld de haat-liefde verhouding tussen Mali en Frankrijk. ‘O, je bent Nederlander? Dat is maar goed ook, want ik hou niet zo van de Fransen.’ Frankrijk bemoeit zich teveel met de interne aangelegenheden van zijn voormalige koloniën. Ze poogt haar greep op de regio te versterken na de recentelijke reeks ontvoeringen en haar immigratie- en vooral uitzetbeleid is tegen menig zeer been.

Linksdraaiende kaaskop of niet, in Malinese ogen vertegenwoordig ik nou eenmaal alles wat wit, welvarend en westers is, mét bijgaand beleid. Dat ik voor een ontwikkelingsorganisatie werk, doet daar helaas niets aan af. Ik ben niet meer automatisch die belangenloze weldoener. Er worden me soms heel kritische vragen voor de voeten geworpen (door wie worden jullie gefinancierd?) en na mijn verweer wordt me dan met een grijns meegedeeld dat ik gewoon onderdeel ben van ‘het systeem’. Allesbehalve heilig en onafhankelijk. Volgende keer draag ik het Electronic Intifada-heldenepos voor en toon ik een foto van een protestmars op het Malieveld.

Oost-Indische doofheid

Vooralsnog zijn dit geestige discussies, goed te voeren onder de sterren, tussen de thee, de krant en de kippenpoot door. Ik veins Oost-Indische doofheid voor het tubab-geroep. Tel tot tien als ik voor een wandeling belaagd wordt door discriminerende formaliteiten. Hoewel ik ga steigeren bij het argument ‘In Frankrijk gelden dezelfde regels!’. Ik snap het, maar het is toch stuitend oneerlijk.

Minder onschuldig is de recente granaat richting de Franse ambassade, weliswaar – zegt men –  een onhandige eenmansactie door een onbelangrijk element met een Tunesische nationaliteit, maar wel – zegt men – uit haat tegen de Fransen. Verontrustend eveneens zijn de berichten uit de Sahara, waarbij Mali het opvangcentrum lijkt te worden voor in de regio ontvoerde Fransen en andere witbollen.

Maar wat kan je doen, met vijftig miljoen op je kop. Zolang mogelijk in het zand steken, zou je zeggen. Die gedroomde woestijntocht even uitstellen. En ondertussen gewoon aardig doen. Ik heb – volgens mij – goeie relaties in de buurt opgebouwd, met in mijn sociaal netwerk een advocaat, een politieman, twee artsen en een soort ombudsman. Wellicht moet ik dat uitbreiden met een militair. En op gezette tijden de krant lezen. Ogen openhouden moet ik sowieso. Ik brak vorige maand nog mijn elleboog na een aanrijding met een pipo die roekeloos de straat overstak. Nota bene op weg naar de zoveelste bezuinigingsvergadering. Op mijn vrije dag. Daarmee is dan wel bevestigd dat het verkeer voor mij de ongekroonde koning der bedreigingen is en blijft. Met MFS II als goede tweede. Daar kan geen terrorist tegenop.

Auteur
Manon Stravens

Datum:
01 februari 2011