Van hulp naar economische groei: visie Azië wint terrein in ontwikkelingsbeleid

De nieuwe regering legt in haar ontwikkelingsbeleid de nadruk op economische groei. Maaike Okano-Heijmans, onderzoeker bij instituut Clingendael, bespreekt deze hernieuwde focus in het licht van de veranderende verhoudingen in de mondiale machtsbalans. Nederland kiest voor het Aziatische model: van hulp gaan we naar investeren. Dit is een goede zaak, maar met de keuze voor economisch gewin leveren we wel in op het gebied van politieke hervormingen. En laten we het ook daarover hebben, betoogt Okano-Heijmans.

De huidige verschuivingen in de mondiale machtsbalans hebben grote invloed op het beleidsdenken in Den Haag. Dit geldt zeker voor het buitenlands- en ontwikkelingsbeleid. En met reden: een belangrijke spiegel voor de toekomst ligt in de ontwikkelingsagenda die op de laatste G20 werd aangenomen. Dit voorstel snijdt hout als ontwikkelingsmodel en sluit aan bij de plannen van het kabinet-Rutte. Het heeft echter grote beperkingen voor het uitdragen van de politieke doelstellingen die de afgelopen jaren hoog op de agenda stonden. Gaan we vol voor de Aziatische aanpak? Daar zijn goede redenen toe, maar laten we niet het kind met het badwater weggooien.

Strijd beslecht in het voordeel van de Aziaten

Al jarenlang bestaan er fundamentele verschillen over ontwikkelingssamenwerking. Waar de Europese landen armoedeverlichting en politieke doelen benadrukken (sociale ontwikkeling, mensenrechten, goed bestuur), richten Aziatische landen zich primair op het bevorderen van economische groei van het donorland én ontvangende land. Aziaten spreken veelal van ‘economische samenwerking’, wij nog wel van ‘hulp’.

De recent aangenomen ‘Seoul Ontwikkelingsconsensus voor Gedeelde Groei’ beslecht de strijd nu in het voordeel van de Aziaten. Dit past in het straatje van het huidige kabinet, dat in het regeerakkoord kiest voor economische diplomatie en herziening van ontwikkelingsbeleid: een overgang ‘van hulp naar investeren’.

Economische versus sociale ontwikkeling

De ‘Seoul Consensus’ verlegt de focus van internationale ontwikkelingsprogramma’s van het bevorderen van deregulering, fiscale discipline en privatisering, naar (onder meer) infrastructuur, private investeringen, handel en veerkrachtige groei. Enerzijds is dit niets nieuws: alle donorlanden vermengden in de afgelopen decennia handel, investeringen en hulp. Toch zijn er duidelijke verschillen tussen traditionele en ‘nieuwe’ donoren. Deze uiten zich in de doelen die primair nagestreefd worden. Want economische en sociale ontwikkeling zijn nauw verbonden, maar bij ontwikkelingsprojecten rijst steevast de vraag: wat krijgt de hoogste prioriteit? Hier lopen de keuzes van donoren, die elkaar in principe prima aanvullen, uiteen.

Onze aspiraties op politiek terrein resulteren in een nadruk op sociale ontwikkeling. Aziatische donoren hechten echter weinig of niet aan export van het democratische label en bieden een alternatief voor politiek-gebonden hulp van Europese landen. Dit heeft geleid tot bezwaren van het Westen: afkeuring van China’s optreden in Afrika echoot kritiek op het ‘mercantilistische’ beleid van Japan in Zuidoost-Azië in de jaren tachtig. Zuid-Korea en India hebben een vergelijkbare commerciële aanpak, maar staan als minder grote spelers in de luwte.

Een frisse wind

De nieuwe ontwikkelingsagenda bevestigt dat er een frisse wind is gaan waaien, waarbij de Aziatische werkwijze erkenning krijgt. Een goede zaak. Ontwikkelingseconoom Paul Collier zei onlangs dat het Aziatische ontwikkelingsmodel het enige is dat heeft gewerkt. Er is zeker wat te zeggen voor de Aziatische aanpak, met zijn nadruk op basale behoeften in plaats van mensenrechten.

Als het bewerkstelligen van economische groei het eerste doel is, moet de nieuwe ontwikkelingsconsensus omarmd worden. En er is niets mis mee als het eigen bedrijfsleven daarvan meeprofiteert, zoals het nieuwe kabinet wenst. Maar wat zetten we overboord als we de ‘Aziatische aanpak’ omarmen? En willen we dat? Hoe krijgen politieke doelen, die eerder middels ontwikkelingshulp nagestreefd werden, nu vorm? Of worden deze eenvoudigweg overboord gegooid?

Onze geloofwaardigheid te grabbel

Het risico bestaat dat op zichzelf nuttige alternatieven worden overgenomen zonder dat de bredere consequenties ervan voor het Nederlandse buitenlandse beleid zijn doordacht. Dat gooit onze geloofwaardigheid te grabbel en zal de machtsbalans sneller dan gewenst de verkeerde kant op doen slaan.

Nederland zal de verwachtingen van politieke hervormingen elders moeten bijstellen als het nieuwe prioriteiten kiest in ontwikkelingsbeleid. Zetten we in op economisch gewin? Dan leveren we in op het gebied van mensenrechten, goed bestuur, en, als we niet oppassen, milieu. Laten we het ook daarover hebben, want duidelijkheid is vereist voor een effectief antwoord op de zich voltrekkende machtsverschuivingen. Het alternatief is verraad aan het politiek-economische model dat met veel zorg ontwikkeld is, terwijl aanpassingen grotendeels met behoud van de aantrekkingskracht van het Europese gedachtegoed volstaan.

Het innovatief integreren van politiek en economie wordt belangrijker nu het internationale systeem onder druk staat. Dus: economische diplomatie en de Seoul Consensus? Ja graag. Maar dan wel door verder te kijken dan economische beleidsdoelen. Gelijk hebben om ondoordachte redenen werkt slechts op de korte termijn, en juist een langere horizon is noodzakelijk in de discussie over ontwikkelingsbeleid.

Dit artikel verscheen 11 December in het Financieele Dagblad.

Auteur
Vice Versa

Datum:
04 januari 2011