
Paul Hassing: ‘De vage kabinetsreactie op het WRR rapport duidt op gebrekkige inzichten van de politiek’
Vorige week kwam het kabinet eindelijk met een officiële reactie op het WRR rapport. De reactie, die volgens het kabinet de leidraad moet vormen voor het Nederlandse beleid, werd door Vice Versa al teleurstellend en voorspelbaar genoemd. Volgens Paul Hassing, ex topambtenaar bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, is het kabinet selectief in het overnemen van de aanbevelingen uit het WRR rapport. ‘In gewoon Nederlands staat in de reactie dat het kabinet het verhaal wel aardig vindt maar er weinig mee kan of wil doen.’
Door Paul Hassing
Zeer waardevol en nuttig
Hij is er dan eindelijk, de kabinetsreactie op het WRR rapport. Het zou voor de hand gelegen hebben dat het kabinet de omissies in het rapport zou hebben aangeduid, er een eigen analyse naast gesteld zou hebben, de aanbevelingen op een rijtje zou hebben gezet en zou aangeven waar deze wel en waar niet in beleid zouden zijn omgezet.
Zoals zo vaak met rapporten is het een beetje van alles wat en blijft een nare smaak hangen. Dat begint al in de eerste paragraaf met ‘De regering vindt het rapport zeer waardevol en de aanbevelingen nuttig’. Hoe is het nou mogelijk om twee zulke verschillende appreciaties te geven over een rapport. Het rapport bestaat –om het simpel te houden- uit gegevens, een analyse en aanbevelingen. Dus drie aspecten van het rapport zijn zeer waardevol en een van de drie (aanbevelingen) is slechts nuttig. Dat zou betekenen dat een deel van het rapport, namelijk de gegevens en analyse, van een overdonderende kwaliteit moet zijn om voor alle drie aspecten nog het predicaat zeer waardevol over te houden.
In de reactie staat tenslotte niet dat het rapport nuttig is en de aanbevelingen zeer waardevol. En als de analyse dan van een overdonderende kwaliteit is: waarom worden de aanbevelingen dan slechts als ‘nuttig’ gekwalificeerd. Daar ontbreekt de logica. In gewoon Nederlands staat hier dat het kabinet het verhaal wel aardig vindt maar er weinig mee kan of wil doen.
Wel wordt er selectief geshopt bij de WRR. De kritiek op het maatschappelijk middenveld wordt gebruikt om de bijdrage te verminderen en de nadruk op bedrijvigheid (in ontwikkelingslanden) wordt gebruikt om de middelen voor het Nederlandse bedrijfsleven te verhogen van 260 miljoen naar 500 miljoen per jaar. Dat lijkt nu al geregeld te zijn tussen Knapen, Wientjes en Verhagen. Het moet alleen nog stapje voor stapje aan de Kamer duidelijk gemaakt worden.
Mondiale goederen versus nationale diagnostiek.
Het kabinet onderschrijft de zakelijkheid die in het WRR rapport wordt bepleit. Die zakelijkheid betreft de mondiale goederen (wat zijn dat trouwens?) en de nationale diagnostiek als uitgangspunt voor een bilaterale samenwerking. Verrassend om te zien dat er wel het een en ander over de mondiale goederen wordt gezegd, maar niets over deze nationale diagnostiek die er voor moet zorgen dat niet allerlei speeltjes van politici worden uitgevent maar dat er serieus geluisterd wordt naar wat landen nodig hebben, en dat Nederland daarop inspeelt. Niets van dat alles, waarmee een hele belangrijke peiler uit het WRR rapport terzijde wordt geschoven.
De analyse van de WRR was blijkbaar toch niet van een overdonderende kwaliteit. Nou stelt het kabinet ook dat ingezet zal worden op versterking van het vermogen van landen om zelf het armoedeprobleem aan te pakken. Maar dat is iets anders dan op basis van een nationale diagnostiek een samenwerking te formuleren. Ontwikkelingslanden weten maar al te goed dat ze hun armoede zelf moeten oplossen. Het kabinet ziet dit nog als een opgave!
Minder thema’s en partnerlanden.
Het kabinet wil realistisch zijn en duidelijk keuzes maken. Wie zou dat niet willen! Daarom zal het beleid o.a. minder concentreren op thema’s en partnerlanden. Maar wordt dat ook handen en voeten gegeven? Welke thema’s worden er dan geschrapt? Het blijkt, na zorgvuldig lezen, niet een!
Integendeel, er komen er een paar bij. Nieuwe partnerschappen met Nederlandse bedrijfsleven, rechtsorde, water, voedselzekerheid (wiens belang?) en rurale ontwikkeling. Alle Millenniumdoelstellingen worden onderschreven, veiligheid en rechtsorde in fragiele staten, reproductieve gezondheid inclusief moedersterfte, Hiv/Aids, er komt een bredere (hoezo?) focus op gender, en milieu en duurzaamheid integraal meewegen. Dat zijn zo’n beetje alle thema’s die ook onderdeel uitmaakten van het vorige beleid. Hoezo minder thema’s? Heeft ook dit kabinet niet de moed om de versnippering waar het WRR rapport zo’n duidelijke stelling tegen neemt, echt aan te pakken?
Hoe kan het dat er doorgegaan wordt met een bilaterale samenwerking met bijvoorbeeld Jemen op 10 verschillende thema’s (terwijl er ooit drie met de Kamer zijn afgesproken) of de grote verscheidenheid (zie multinota) aan thematische fondsen en fondsjes bij de multilaterale instellingen? Is dat effectief of wordt er voornamelijk een elite van goed betaalde expats in stand gehouden?Gaan al die fondsen en fondsjes uit van een nationale diagnostiek, en zo ja welke zijn dat dan? Wordt het aantal partnerlanden dan wel verminderd? Ja, dat staat er wel en volgt daarmee het WRR rapport. Hoe gebeurt dat dan? Het kabinet neemt al een voorschot door te stellen dat er een aantal landen is in Afrika die meer dan 5% economische groei kennen over een langere periode en de bilaterale samenwerking op middellang termijn afgebouwd kan worden. Het wekt toch wel enige verbazing dat de economische groei nu als enige of belangrijkste reden wordt opgevoerd voor een selectie op landen.
NL-Aid.
Het kabinet lijkt niets te zien in een NL-Aid, hoewel ze in de reactie daar behendig met veel wolligheid uit probeert te draaien met teksten als ‘het is nog te vroeg’…. Integrale beleidsvoering’….’het ministerie spant zich in om gerichter te investeren’….er komt meer ruimte voor de opbouw van deskundigheid’ en nog meer van dit verhullend taalgebruik.
Inderdaad, er is veel deskundigheid verloren gegaan sinds de herijking van 1996 en er zullen ook dit jaar nog kennisfuncties op het departement verdwijnen. Uit eigen ervaring weet ik dat er al 15 jaar gesproken wordt over meer deskundigheid binnen ontwikkelingssamenwerking. En al die tijd werd er binnenskamers lippendienst beleden maar ging het in werkelijkheid over de vraag hoe personeel zo breed mogelijk ingezet kon worden binnen de buitenlandse dienst, de zogenaamde generalist. Of om het nog platvloerser te stellen, hoe voor klasjesmensen alle opties opengelaten worden om van schaal 10 langzaam maar zeker op te klimmen naar schaal 16 of meer. Op die manier wordt nog steeds een ‘lifetime job’ aangeboden aan mensen die ‘aan de voet’ worden geworven.
Voor insiders is het overduidelijk dat deskundigheid niet is toegenomen maar is afgenomen sinds de herijking (1996) en een kritisch niveau al voorbij is. De geslotenheid van het apparaat draagt daar zeker niet aan bij. In de brief tracht het kabinet dit vraagstuk over de tijd heen te tillen, maar dat komt weinig geloofwaardig over. Want op het gebied van kennismanagement staat Buitenlandse Zaken binnen de rijksoverheid bekend als notoir slecht. Ook lijken er geen initiatieven genomen te worden om deskundigheid binnen de EU te organiseren. Tenslotte hoeft Nederland niet alle deskundigheid in huis te hebben. Een werkverdeling binnen Europa lijkt gewenst en zou de coherentie van het uitvoerende bilaterale beleid versterken.
Het multilaterale vraagstuk.
Het kabinet wil geen Europese tegenhanger creëren voor de Wereldbank en VN. Maar wil liever samenwerken met kennisinstituten (in Nederland ?). Hier laat het kabinet het Europees afweten. Of anders gezegd, speelt in op de angstgevoelens bij PVV en VVD over Europa. Europa is de grootste donor maar voert dat met 27 landen en de Commissie uit. Verwarring al om. Wat ligt er nou meer voor de hand om dit politieke gremia te gebruiken om zaken effectiever en coherenter aan te pakken omdat Nederland een grote politieke stem heeft in de EU dan in de VN of Wereldbank?
Niet dat de Wereldbank en de VN daarmee plotseling niet meer belangrijk zijn, maar de keuze voor een sterker Europa wordt niet gemaakt. Opvallend is dat Knapen medeondertekenaar is van het WRR rapport ‘Aan het buitenland gehecht (2010)’ waarin aanbevolen wordt om onze Atlantische oriëntatie te verleggen naar Europa. Nou, Knapen , wat belet u dan! Op dit punt zal het gedoogkabinet de PvdA, GL, D66 en CU zeker meekrijgen.
Niet-gouvernementele organisaties.
Het lijkt erop dat het kabinet met elke brief aan de Kamer de NGO’s verder in de verdrukking wil duwen, maar stug blijft beweren dat ze een belangrijke rol spelen. De boodschap wordt zo langzamerhand wel duidelijk: U bent belangrijk maar niet voor ons beleid en daarom kan het wel met wat minder. In de reactie op het WRR rapport gaat het kabinet nog een stapje verder. De SER is blijkbaar gevraagd om een advies te geven hoe werkgevers en werknemers een rol kunnen spelen bij het bevorderen van een sociale dialoog (wat is dat?) in ontwikkelingslanden.
Ziet u het al voor u? Het VNO/NCW ontvangt subsidie om werkgeversorganisaties in ontwikkelingslanden te helpen bij het opzetten van een nationale belangenorganisatie. Als compensatie en vanuit een poldergedachte krijgen het FNV en CNV ook wat extra’s, ze zijn tenslotte lid van de SER.
Het Nederlandse aanbod.
Het kabinet heeft gekozen voor voedselzekerheid en water en stelt dat het niet gaat om aanbodsturing. Nederland heeft daar een meerwaarde. Maar deze meerwaarde wordt nergens geëxpliceerd. Op het gebied van landbouw doet Nederland al zeker 10 jaar niet meer mee in het internationale discours, evenals op het gebied van water. Alleen op het gebied van drinkwater en sanitatie heeft Nederland de laatste 6 jaar vanuit het niets een kleine positie opgebouwd, terwijl landen als Duitsland en Zweden een beduidend grotere rol vervullen.
Maar het geeft te denken daar waar het kabinet stelt ‘dat Nederlandse kracht samenvalt met concrete ontwikkelingsbehoeften’. Men zou hier heel goed uit kunnen opmaken dat landen als prioritair worden aangemerkt als men een wil heeft om met Nederland op het gebied van water en voedselzekerheid samen te werken. Een dergelijke uitspraak zal elke diplomaat in welk ontwikkelingsland ook van een waterminister los weten te krijgen, ondertekend en wel. Dit is helaas niet cynisch maar standaard praktijk. Dus het rijtje waterlanden wordt Bangladesh, Vietnam, Indonesië, Egypte, Mozambique, Pakistan en Senegal.
Investeren in kennis.
Het goede van de kabinetsreactie is de impliciete erkenning van een gebrekkige deskundigheid op het gebied van OS. Maar het kabinet stelt tevens dat er nog meer overleg nodig is. Geen boter bij de vis dus omdat NL-Aid als antwoord op deze gebrekkige interne deskundigheid wordt afgewezen en men geen middelen (6% in WRR rapport) wil vrijmaken voor het inhalen van deze achterstand buiten het apparaat. Waar gaat politiek anders over dan prioriteiten stellen en het alloceren van middelen? Achteruitgang van deskundigheid, ja zeker maar middelen of een NL-Aid, ho maar. Wellicht is het vage antwoord van het kabinet eens te meer een teken van de gebrekkige inzichten van de politiek en het apparaat in de noodzaak van het opbouwen en in stand houden van kennis.
Samengevat.
De OS basisbrief en de reactie van het kabinet op het WRR rapport laten zien dat er selectief geshopt is uit het rapport en de samenhang die in het WRR rapport werd nagestreefd, niet is gevolgd. Blijft over de vraag welke rol het WRR rapport nog kan blijven spelen. Natuurlijk moet het rapport nog met de Tweede Kamer worden besproken, maar veel zal er aan de reactie van het kabinet waarschijnlijk niet veranderen. Blijft over de vraag hoe aan ontwikkelingssamenwerking voor het post-Rutte tijdperk een nieuwe aanpak kan worden gegeven. Want dat blijft onverlet nodig. Dat debat moet vooral niet stoppen met een verontwaardiging over de reactie van dit kabinet. Tenslotte is er niets zo tijdelijk als een kabinet!