Karel van Kesteren: Donoren gunnen ontwikkelingslanden geen zeggenschap

Karel van Kesteren, ambassadeur en schrijver van het boek ‘Verloren in Wanorde’, heeft het debat over het nieuwe ontwikkelingsbeleid vanuit zijn standplaats Bulgarije gevolgd. Het stelt hem teleur dat het probleem dat hij in zijn boek beschrijft, de gigantische wanorde van de ontwikkelingshulp, nauwelijks aandacht krijgt. De sector kan een voorbeeld nemen aan de steun van Europese Unie aan Bulgarije. Geld wordt ontvangen van slechts één donor en de verantwoordelijkheid ligt daar waar die zijn moet: bij de regering van Bulgarije.

Heeft u vanuit Bulgarije het debat over het nieuwe Nederlandse ontwikkelingsbeleid gevolgd?

‘Ik probeer dat zoveel mogelijk. Ook natuurlijk omdat ik er benieuwd naar ben of het boek over mijn eigen ervaringen in ontwikkelingssamenwerking beetje doorklinkt.’

Wat vindt u van de discussie?

‘In tijden van bezuinigingen gaan de discussies al snel over waar meer en waar minder gekort moet worden en voor je het weet is het een nogal laag-bij-de-gronds gevecht om het geld tussen belangenclubs en lobby’s. Verder stelt het me natuurlijk teleur dat het grote probleem dat ik in mijn boek heb beschreven, de gigantische wanorde van de ontwikkelingshulp wereldwijd, met tientallen donorlanden, honderden internationale organisaties en tienduizenden particuliere instellingen, nauwelijks aandacht krijgt. Net als met de financiële crisis en met de klimaatcrisis zouden we ook met de armoedeproblemen voor een wereldwijde, samenhangende aanpak moeten gaan kiezen. Ikzelf zou in elk geval, om meer dan één reden, voorstander zijn van veel en veel meer gezamenlijk EU-optreden. Maar daar zie ik weinig animo voor.’

Nederland gaat fors bezuinigen op begrotingssteun, een manier van ontwikkelingssamenwerking die u in uw boek juist bepleit. Wat vindt u van deze bezuiniging?

‘In de discussies worden de nadelen en problemen van begrotingssteun van veel kanten breed uitgemeten en dan is doorgaans de conclusie dat het allemaal maar eens flink minder moet. Wat daarbij steevast onbesproken blijft is wat het alternatief is. In de praktijk zijn dat projecten. In mijn boek leg ik uit dat, hoewel begrotingssteun heus geen panacee is, de gebruikelijke onoverzichtelijke stortvloed van losse projecten veel minder blijvende resultaten oplevert dan begrotingssteun.’

Aan Tanzania, het land waarvan u ambassadeur was, wordt in 2011 de begrotingssteun juist gestaakt. Wat vindt u van deze keuze?

‘De algemene begrotingssteun aan Tanzania is al een paar jaar geleden gestaakt, toen nota bene op mijn voorstel als ambassadeur. Maar daarbij ging het om vermindering van de Nederlandse hulp in het algemeen, als reactie op de Tanzaniaanse weigering om afspraken met Nederland na te komen. Op dat moment viel er op begrotingssteun het snelst te korten, maar het ging, in elk geval toen, niet om een keuze tegen die vorm van hulp.

In het algemeen blijf ik het essentieel vinden dat hulp maximaal aansluit bij de prioriteiten van het ontvangende land zoals het die zelf – wel in overleg met de donoren – heeft vastgesteld. Hulp ook die ertoe bijdraagt dat de eigen systemen en instituties worden versterkt en slecht beheer en corruptie worden aangepakt. Met begrotingssteun kan dat, met projecthulp veel en veel minder.

In mijn boek geef ik het voorbeeld van de lokale overheden in Tanzania, die gemiddeld van tweeëntwintig verschillende buitenlandse instanties steun kregen. Die veelheid van geldbronnen schept vaak ruime mogelijkheden voor dubieuze praktijken. Als alle donoren hun geld in één pot zouden storten en zo’n gemeente één keer per kwartaal één som geld zou krijgen, zou het geld besteed kunnen worden aan de lokale prioriteiten in plaats van aan de donorvoorkeuren. Verder  zou het allemaal veel overzichtelijker worden, zouden toezicht en verantwoording veel gemakkelijker worden en zou corruptie minder kans krijgen. Deze kant van de werkelijkheid komt in de discussies over de hulp niet of nauwelijks aan bod.’

Waarom komt er vrijwel niemand op voor begrotingsteun, terwijl de lobby voor aidsbestrijding juist heel krachtig is?

‘Bij begrotingssteun gaat het donorgeld deel uitmaken van de nationale begroting van het ontvangende land. Hoe het begrotingsgeld, dus inclusief de bijdragen van de donoren, wordt ingezet wordt dan – wel binnen het kader van een ook met de donoren afgestemd nationaal ontwikkelingsplan – bepaald door dat land zelf, als het goed is via het samenspel tussen regering, parlement en publieke opinie. Vaak heb ik het ongemakkelijke gevoel dat veel mensen in de donorlanden de ontwikkelingslanden die zeggenschap niet gunnen. Die mensen willen de bestemming van het geld zélf bepalen: het moet naar AIDS-bestrijding, of drinkwater, of alternatieve energieopwekking, of wat dan ook. Naar hún prioriteit dus, niet die van het ontwikkelingsland. En dan natuurlijk ook nog het liefst via de eigen club in het donorland. Zo krijg je het donorgedreven en versnipperde hulpaanbod dat ik mijn boek op de korrel neem.

Op dit moment zie ik met veel belangstelling hoe het toegaat in het land waar ik nu werk, Bulgarije. Dat kan, met zeven miljoen inwoners, aanspraak maken op net zoveel buitenlandse financiering als Tanzania, met 42 miljoen inwoners. In het geval van Bulgarije is dat echter geen ‘hulp’, maar geld uit de Europese fondsen, van één ‘donor’, de Europese Commissie. Bulgarije moet voor de besteding zelf voorstellen indienen en die worden dan uitgevoerd via openbare aanbestedingen. Vanuit Brussel wordt dat in de gaten gehouden en als er geknoeid wordt – en dat is herhaalde malen het geval geweest – dan draait Brussel de geldkraan dicht. Dat legt de verantwoordelijkheid waar die liggen moet: bij de regering van Bulgarije. De vorige regering is dan ook mede om die reden weggestemd. En ondertussen hoeven we in Nederland helemaal niets te beslissen over de sectoren en de thema’s in Bulgarije, of over de civil society of over de gender-dimensie, want dat moeten ze in Bulgarije zelf onderling uitzoeken. Mij lijkt dit een inspirerend voorbeeld over hoe we het ook met ontwikkelingslanden zouden kunnen organiseren, in ieder geval waar het de hulp uit Europa betreft.’

Als u 1 tip aan staatssecretaris Knapen zou willen geven, hoe zou die dan luiden?

‘Volgens  zijn “basisbrief” aan de Kamer wil de staatssecretaris bij het terugbrengen van het aantal partnerlanden “actief gebruikmaken van de mogelijkheden om de landenkeuze af te stemmen met andere donorlanden en de EU en zo komen tot een betere internationale arbeidsverdeling”. Ik zou hem daartoe krachtig willen aanmoedigen. Bijvoorbeeld door in de EU voorstellen op tafel te leggen voor een betere spreiding van de EU-donorlanden in Afrika. Voor het paal en perk stellen dus aan het kluitjesvoetbal in de donor darlings en voor meer aandacht voor de donor orphans. Geen eenvoudige zaak, maar de tijd is er rijp voor en iedereen zou er mee gebaat zijn.’

Lees meer over begrotingssteun:

Albert de Groot: Begrotingssteun als waardevol hulpinstrument

Martin van der Linde: Pleidooi voor sectorale begrotingssteun