
Het glibberige pad van minister Rosenthal
Minister Rosenthal is in conflict geraakt met de ontwikkelingsorganisatie ICCO over de steun aan de website Electronic Intifada. Hij dreigt met het korten op de subsidie. Om verschillende redenen gaat de minister hiermee op een uiterst glibberig pad, vindt Paul Hoebink, hoogleraar-directeur van het Centrum voor Ontwikkelingsvraagstukken van de Radboud Universiteit Nijmegen.
De steun van de ontwikkelingsorganisatie ICCO aan de website Electronic Intifada is minister Rosenthal in het verkeerde keelgat geschoten, omdat daarmee het Nederlandse beleid ten aanzien van Israel zou worden tegengewerkt. Hij meent dat die tegenwerking gevolgen zal hebben voor het subsidiebeleid en dreigt dus impliciet met het korten op de subsidie van ICCO. Daarmee begeeft de minister zich om verschillende redenen op een uiterst glibberig pad.
Allereerst is minister Rosenthal natuurlijk verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van Israël, maar duidelijk niet voor dat ten aanzien van gesubsidieerde ontwikkelingsorganisaties. De minister van Buitenlandse Zaken treedt hier dus duidelijk in de bevoegdheden van zijn Staatssecretaris voor Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, Ben Knapen. Is dit een bewijs dat de agenda van de nieuwe staatssecretaris veel te vol is of hebben we hier te maken met een nieuwe competentiestrijd tussen twee bewindspersonen op Buitenlandse Zaken?
Afspraken schenden
Minister Rosenthal schendt, op de tweede plaats, de afspraken over de eigenstandige verantwoordelijkheden die gesubsidieerde ontwikkelingsorganisaties hebben. Deze zijn ooit door minister De Koning begin jaren tachtig vastgelegd in een regeling van programmafinanciering, waardoor de minister en het ministerie niet iedere keer weer in debat moeten gaan over financieringsbeslissingen die deze organisaties nemen. Tot dan toe kon iedere Nederlandse ambassadeur in Verweggistan protest aantekenen over ieder project dat gefinancierd werd door een van de gesubsidieerde organisaties. Minister De Koning wilde dat – terecht – onder de eigen verantwoordelijkheid van de organisaties brengen en plaatste zichzelf en zijn ministerie op afstand. Ook in de huidige subsidieregeling en de wet daarover wordt de zelfstandigheid en de speciale rol van de particuliere ontwikkelingsorganisaties onderschreven.
ICCO stelt dat zij de subsidies aan Electronic Intifada uit eigen middelen betaalt. De minister neemt daar geen genoegen mee en noemt dat een ‘vestzak-broekzak redenering’. Daarmee geeft hij opnieuw aan de subsidieregeling niet te kennen. ICCO krijgt immers subsidie op grond van een bepaald programma dat het heeft moeten indienen volgens allerlei richtlijnen die de wet stelt. De minister en het ministerie kunnen ICCO vanzelfsprekend houden aan alles wat er in dat ingediende programma staat, echter niet aan wat ICCO en andere gesubsidieerde organisaties met hun eigen middelen doen. ICCO heeft dus het volste recht om organisaties als Electronic Intifada te steunen. Daar heeft het feit dat ze ook subsidie uit de ontwikkelingsbegroting krijgt niets mee te maken.
Rechts zionistische organisaties
Dit pad is vervolgens zo glibberig, omdat minister Rosenthal met de kritiek op ICCO lijkt aan te sluiten op de politiek van een paar rechts-zionistische, on-democratische organisaties. Die proberen, met steun van ministers uit het Israëlische kabinet, de mond te snoeren van Israëlische en Palestijnse organisaties die kritisch zijn ten aanzien van een beleid dat VN-resoluties niet serieus neemt, een nederzettingenbeleid voert dat de Palestijnen steeds verder in het nauw brengt, dat een oplossing voor het conflict en de vrede geen enkele stap dichterbij brengt. Dat proberen zij door de (financiële) steun van buiten stopgezet te krijgen, waar ondertussen de veel grotere financiële steun voor het nederzettingenbeleid doorgaat. Minister Rosenthal verschuift met zijn kritiek op ICCO het Nederlandse beleid aldus in een richting die niet eens meer alleen pro-Israël te noemen is, maar die het drie stappen verder van een oplossing van het conflict brengt. Dat is kortzichtig. Ook vanuit economische overwegingen, want de Nederlandse belangen daar liggen niet in Israël maar in de Arabische wereld.