Wereldaidsdag: beste meneer Knapen, we kunnen nu toch niet afhaken?


Vandaag is het Wereldaidsdag. Als het aan de plannen van het kabinet ligt, gaat er fors bezuinigd worden op aidsbestrijding. Irene de Vries wordt als arts-in-opleiding dagelijks geconfronteerd met aids in Suriname. ‘Beste meneer Knapen, we kunnen nu toch niet afhaken?’

Het is te cliché voor woorden, de tropen en HIV zijn aan elkaar verbonden en iedereen die er mee te maken heeft schrijft of vertelt er over. Het zou zo leuk zijn een keer een boek of columnreeks te lezen waar dat vieze woord niet in voorkomt. Maar ook mijn realiteit is dat ik tijdens mijn stage hier elke dag te maken heb met patiënten die door het virus getroffen zijn. Dus ga ook ik woorden vuil maken aan deze ziekte. En cliché of niet, als het over mensen gaat, mensen die ernstig ziek zijn, mensen die dood gaan, ach wat doet dat cliché er dan nog toe.

Rustig ondergaan

Zo hebben we meneer Adipi, een man uit het binnenland die met een enorme buik vol van vocht in het ziekenhuis werd opgenomen. Omdat er geen goede verklaring is voor het vocht en er steeds meer van in de buik en de longen bijkomt, wordt hij eindeloos onderzocht en geprikt in buik, longen en bloedvaten. Ik ben gek op meneer Adipi. Hij ondergaat alles zo rustig en met een glimlach. Klagen hoor je hem nooit. Maar thuis heeft hij drie vrouwen, voor wie hij langere tijd heeft verzwegen dat hij HIV-positief is. Tja, wat moet ik daar nou weer van vinden……

En dan de Hindoestaanse jongen van mijn leeftijd bij wie de diagnose onlangs is gesteld en die er meteen een ingewikkelde schimmelinfectie bij heeft gekregen waardoor hij wekenlang behandeld moet worden via een infuus. Elke dag spreek ik hem en sta ik versteld van de sterke manier waarop hij met zijn ziekte omgaat. Hij praat er heel bewust over, wil het naadje van de kous weten en is zeer gemotiveerd mee te werken aan zijn eigen behandeling. Maar op een dag is hij het zat, hij wil geen infuus meer, snapt niet waar het toe dient aangezien hij zich toch niet ziek voelt en is klaar met al dat geprik. Plotseling (of eindelijk?) komen alle emoties boven. Een dag later heeft hij zichzelf hervat en gaan we verder waar we gebleven waren.

Diagnose meedelen

Meneer Rodriquez, een man van 35, kwam behoorlijk ziek binnen en werd in de loop van de dagen zo ziek dat ik hem snel aan mijn meer ervaren collega overdroeg. Hij bleek HIV-positief, daarbij tuberculose te hebben en waarschijnlijk ook nog andere opportunistische infecties die je ziet bij HIV-geïnfecteerden. Terwijl hij aan het zuurstof ligt te hijgen wordt hem door de mondkapjes heen de diagnose medegedeeld. Hij ondergaat het gelaten. Is het omdat de diagnose nog niet helemaal tot hem doordringt of omdat hij te ziek is om te reageren? Of verbaast het hem eigenlijk niet, had hij er al rekening mee gehouden?

Hij wordt zieker en steeds benauwder. Naar de Intensive Care kan hij niet, want als je iemand met TBC aan de beademingsapparatuur legt kun je deze daarna weggooien en dat kan een klein ziekenhuis in Suriname met maar twee beademingsmachines zich niet permitteren. Zijn familie wordt voorbereid op het ergste. Dat hij HIV heeft wordt hen in verband met het beroepsgeheim niet verteld. De tuberculose moet het gevolg zijn van een tegen hem uitgevoerd ritueel door een jaloerse collega, aldus zijn pleegvader. Als mijn collega later bij meneer Rodriquez naar binnen stapt, vertelt deze een geest te zien. Een paar uur later is hij dood.

De dood van een jongeman

Het is een dood die mij nog dagen blijft achtervolgen. De dood van een jonge man, in de kracht van zijn leven. ’s Avonds in bed lees ik Bert Keizers het refrein is Hein: ‘het probleem van de mens is dat hij een geest heeft en een lichaam is. Het lichaam gaat onherroepelijk dood en de geest kan zich nooit ontdoen van dit besef.’ Zou meneer Rodriquez beseft hebben dat hij dood ging? En als dat zo was, wat zou er dan nog door hem heen zijn gegaan? ‘Zo, dus toch HIV’? ‘Was ik nou maar eerder naar de dokter gegaan’? ‘Had ik me nou maar iets vaker laten testen’?

Had hij die diagnose, zo op zijn sterfbed eigenlijk nog wel willen weten? Hij wilde liever niet dat we de diagnose met zijn familie bespraken. Hoe eenzaam zou hij zich gevoeld hebben die laatste dagen?

Alive and killing

De Nederlandse overheid is van plan flink te bezuinigen op het onderwerp HIV/AIDS. Dit is mijn realiteit: Jaarlijks krijgen 450.000 HIV-geïnfecteerden net als meneer Rodriquez een superinfectie met tuberculose. Twee miljoen mensen per jaar sterven aan HIV/AIDS. Gelukkig hebben inmiddels ruim 5 miljoen mensen per jaar toegang tot anti-retrovirale therapie. Maar er zijn volgens de WHO nog 10 miljoen andere mensen die het niet krijgen, maar wel nodig hebben. Voor het eerst in de geschiedenis heeft een paus zich (zij het zeer mager) positief geuit over condooms. HIV/AIDS is ‘alive and killing’. Beste meneer Knapen, we kunnen nu toch niet afhaken?

*Namen zijn gefingeerd