Rosenthal en Knapen: een beoordeling van hun optreden

Bron: minbuza

Paul van den Berg, politiek adviseur van Cordaid, volgde afgelopen dagen het begrotingsdebat over Buitenlandse Zaken nauwgezet. Hoe kunnen we de hoofdrolspelers van het debat eigenlijk karakteriseren? Vandaag legt Van den Berg de twee bewindspersonen Uri Rosenthal en Ben Knapen onder het vergrootglas. Na het weekend zijn de woordvoerders van de verschillende politieke partijen aan de beurt.

Door Paul van den Berg (Cordaid)

Uri Rosenthal

De minister van Buitenlandse Zaken werd flink doorgezaagd door de oppositie rond het Midden-Oosten dossier, maar ook door de gedoogvrienden van de PVV. Wim Kortenoeven (PVV) – op zijn oproep om ten strijde te trekken tegen Iran, zal ik niet ingaan – verwierp de tweestatenoplossing en de grenzen van 1967 en vond om die reden de nederzettingen op de Westbank niet illegaal.

Net als zijn partijleider Wilders stelde Kortenoeven dat Jordanië het ’thuisland’ van de Palestijnen was, en dat Joden het recht hebben om het land te bewonen ‘dat naar hen is genoemd’ (Judea). Rosenthal had weinig behoefte aan een exegese over de Bijbelse achtergronden van het conflict, en hield vast aan de lijn die recentelijk door de EU is afgesproken. Zijn kritiek op het ‘Israël bashen’ leidde wel tot schamperende opmerkingen vanuit de oppositie. Waarom – als Rosenthal ‘evenhandedness’ zo hoog in het vaandel had staan – fulmineerde hij dan niet tegen ‘Palestijnen bashen’?

Kortenoeven bracht Rosenthal op een later moment in het debat nog een keer zichtbaar in een lastig parket, toen hij sprak over hun ‘bijzondere verwantschap’. Op vragen van Frans Timmermans (PvdA) wat hij daarmee precies bedoelde en wat daarvan de relevantie was, kwam slechts de repliek dat beiden een grote liefde deelden voor het land Israël. Rosenthal zat toen even zeer ongemakkelijk te schuiven in Vak K.

Verder bleef Rosenthal aardig overeind. Hij nuanceerde sterk zijn opmerkingen die hij in een interview met de Volkskrant had gemaakt over het vermeende afgenomen belang van mensenrechten in het Nederlandse buitenlandbeleid. Dat was niet het geval. Mensenrechten blijft één van de drie peilers, naast welvaart en veiligheid. Dat leidde overigens wel tot kritiek vanuit met name de PvdA, die het allemaal weinig nieuws onder de zon vond. Waarom had Rosenthal eigenlijk zoveel ophef gemaakt over de totaal nieuwe leest waarop hij zijn beleid zou schoeien?

Kritiek verder vanuit de oppositie op zijn weinig respectvolle opmerkingen over de Nederlandse diplomaten, wederom gemaakt in het genoemde interview in de Volkskrant. Rosenthal had hierin gesteld dat diplomatie vooral een ‘rustiek tijdverdrijf’ zou zijn. In het debat legde hij uit dat hij hiermee doelde op de diplomatie van decennia, wellicht zelfs eeuwen geleden. Hij had geenszins willen zeggen dat de huidige diplomaten zich vooral onledig hielden met het bezoeken van diners en borrels.

Al met al een redelijk optreden van de minister, die langzamerhand in zijn rol groeit, na een moeizaam begin. Een vlotte spreker is het zeker niet, maar wat hij zegt, komt er weloverwogen en over het algemeen overtuigend uit.

Ben Knapen

De staatssecretaris had het lastiger. Bij het wetgevingsoverleg op 6 december had hij zich onvermurwbaar getoond en bleek hij niet van zins enige concessie te doen aan noch oppositie – noch regeringspartijen. Kennelijk hadden zijn adviseurs hem ingefluisterd dat het tactisch gezien geen kwaad kan om soms wat kruimels uit te delen. Immers, van gedoogpartij PVV viel weinig steun te verwachten voor zijn beleid.

Knapen had dus in al zijn wijsheid besloten om op enkele onderdeeltjes van zijn beleid bakzeil te halen. Zo gaf hij steun aan het amendement van Kathleen Ferrier (CDA) en Klaas Dijkhoff (VVD) om de korting op HIV/AIDS met 20 miljoen te verminderen, en stelde hij voor het leed voor de MFS organisaties met eenmalig 10 miljoen te verzachten, te financieren uit klimaatgelden. Tenslotte gaf hij ook toe aan het amendement van Wassila Hachchi (D66) rond het MDG3 fonds. Dit waren allemaal betrekkelijk geringe bedragen.

Op andere, meer fundamentele punten gaf hij echter geen duimbreed toe. Kritiek op de fors toegenomen Nederlandse bijdrage aan IDA (Wereldbank) wuifde hij weg, aan verdubbeling van Serious Request (3FM) of verdubbeling van particuliere hulpacties in het algemeen, wilde hij niet aan, en rondom begrotingssteun vond hij dat 44 miljoen korting op dubieuze regimes voorlopig wel voldoende was.

Het laatste kwam hem op veel kritiek te staan, ook vanuit regeringspartij VVD. Knapen bleek zijn argumentatielijn rondom begrotingssteun niet op orde te hebben. Hij kon geen voorbeelden geven van successen van de Nederlandse steun aan Rwanda en kwam met het weinig overtuigende pleidooi dat – aangezien landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk en organisaties als de Wereldbank ook veel begrotingssteun gaven – Nederland dat ook moest blijven doen. De losse einden in de visie van Knapen zijn bepaald nog niet ingevuld. Integendeel, vlak voor het begin van het nieuwe begrotingsjaar hebben we nog altijd slechts het skelet voor een nieuw ontwikkelingsbeleid. Knapen zal met zijn ambtenaren hard aan de bak moeten om dit skelet van vlees op de botten te voorzien.

Knapen is een wat vlottere spreker dan Rosenthal, maar ook hij mist de eloquentie van zijn voorganger Koenders. Wat erg voor hem pleit is zijn directheid. Knapen antwoordt gewoon ‘ja’ of ‘nee’ op vragen van Kamerleden, waar de meeste bewindspersonen hun antwoord zo formuleren dat parlementariërs vaak in vertwijfeling achter blijven of nog minimaal drie interrupties nodig hebben om duidelijkheid te krijgen. Hopelijk houdt Knapen dit vol, ook als zijn ‘inwerkperiode’ is afgelopen.