Nico Roozen (DEEL II): ‘Wij versterken de eigenwaarde van mensen’

Woensdag was op deze site te lezen hoe Nico Roozen ontwikkelingsorganisaties  opriep om samenwerkingsverbanden aan te gaan met het bedrijfsleven. Vandaag vertelt hij hoe die samenwerkingsverbanden er precies uit zouden moeten zien en hoe zo’n aanpak uiteindelijk ook de allerarmsten ten gunste komt.  ‘Er is geen alternatief dan om het op deze manier samen met het bedrijfsleven te organiseren, tenzij je alleen maar aan noodhulp blijft denken. Maar ik heb geleerd: een gift maakt afhankelijk.’ Het tweede deel van een drieluik.

Het Initiatief Duurzame Handel is een voorbeeld van de innovatie van ontwikkelingshulp die u noemt, waarin bedrijven en organisaties samenwerken om duurzame groei te creëeren. Hoe gaat dat precies in z’n werk?

‘Het gaat om een partnerschap tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven om hun supply chain, hun productketen, te verduurzamen. Ik geef het voorbeeld van de katoensector. In deze sector heeft het IDH een partnerschap opgericht waaraan onder andere Solidaridad,  Rabobank en ICCO deelnemen en een groot aantal bedrijven als Ikea, H&M en C&A. Als ontwikkelingsorganisaties daar 1,2 miljoen euro inleggen, leggen bedrijven er ook 1,2 miljoen bij: dan heb je dus een budget van 2,4 miljoen. Dat heet match funding: je verdubbelt of verveelvoudigt de bijdrage van ontwikkelingsorganisaties door de financiële bijdrage van bedrijven ernaast te leggen.’

‘Vervolgens gaan ontwikkelingsorganisaties en bedrijven gezamenlijk beslissen welke ketenprogramma’s ze met dat geld willen gaan ontwikkelen, vanuit welke landen ze dat willen doen en met welke katoenproducenten die om willen schakelen naar duurzame productie onder het Better Cotton Initiative. Samen werk je dus aan de programmering. Zo kun je profiteren van de kennis van bedrijven, die veel weten over hun keten, van origines,  over productkwaliteit en teeltvariëteiten .’

‘Bedrijven brengen zo dus geld en kennis. Maar het allerbelangrijkste wat ze brengen is het commitment om het duurzame product ook echt te kopen. Zo’n project wordt dan gecertificeerd door bv UTZ Certified . Boeren krijgen rechtstreeks toegang tot de markt en betere prijzen voor hun product.’

‘Er wordt op deze manier dus een nieuw mechanisme ontwikkeld, waarbij ontwikkelingsgeld wordt gematcht met privaat geld. Kennis wordt samengebracht en een productenprogramma wordt ontwikkeld. De betrokkenheid van de bedrijven om rechtstreeks bij deze boeren de producten in te kopen wordt gemobiliseerd. Het gaat om handel: we hebben altijd gezegd: trade, not aid. We kunnen na enkele jaren stoppen met projectfinanciering, omdat die boer een betere positie krijgt waardoor hij zelfstandig in staat is om nieuwe investeringen te doen. Dat is een heel andere manier van benaderen dan hulp, maar heeft een veel grotere impact.’

Wat is uw grootste les die u geleerd hebt tijdens uw ervaringen de afgelopen jaren?

‘Terugkijkend op de vormgeving van  Max Havelaar, is de belangrijkste les die ik geleerd heb dat je vooral de verbetering van de economische component centraal moet stellen. Toen ik Max Havelaar oprichtte in 1988, deed ik dat met de beste intentie. Je wilt die boeren een beter inkomen geven en dat inkomen is afhankelijk van prijzen, dus ik dacht: ik ga ze een betere prijs betalen. Maar ik heb langzamerhand geleerd dat het niet om de prijs alleen gaat, maar om het inkomen. Productiviteit, kwaliteit en kostenefficiency zijn veel belangrijker voor het inkomen dan de prijs. Laat die prijs tot stand komen vanuit het principe: a better price for a better product. Dat is een veel efficiëntere prikkel. En omdat het marktconform blijft is het concept opschaalbaar. ’

‘In Ivoorkust zien we dat boeren onder het Max Havelaar-systeem een betere prijs van 10 % voor hun product krijgen, maar vervolgens gebeurt er niet zoveel. Bij UTZ Certified laten we boeren meer produceren: uiteindelijk zelfs vier keer zoveel per hectare. Max Havelaar draagt te weinig bij aan het versterken van de markpositie van boeren. We hebben het allemaal zo ethisch gedaan. Maar het vehikel van het veranderingsproces heeft te maken met agrarisch ondernemerschap. ’

De kritiek van mensen op deze aanpak is dat het niet bij de allerarmsten terecht komt, maar bij een klasse die al productief is.

‘Solidaridad werkt overwegend met  boeren die één tot vijf hectare grond hebben en tussen de één en drie dollar per dag verdienen. Dat zijn gewoon arme boeren. Natuurlijk is het zo dat een boer die nog grond heeft en 2 dollar per dag verdient, een betere positie heeft dan de landloze boer of de werkloze slumbewoner in de grote stad. Maar onze strategie

sluit ook deze arme mensen in. De middelgrote en grote boeren waarmee we werken maken  gebruik van hired labour. We willen de arbeidsomstandigheden van die werknemers ook verbeteren. Zij profiteren van een betere positie van de bedrijven doordat ze een beter loon  krijgen. Vorming van vakbonden is belangrijk om veranderingsmacht te organiseren voor verbeteringen op de werkplek. ’

‘Maar dat laat onverlet dat je nog wel werkt met mensen die in ieder geval nog een positie hebben. Veel mensen zijn uitgesloten: ze hebben geen landrechten, geen formele arbeid. Dan moet je dus nadenken: hoe kunnen we ook in die positie verandering brengen.’

Hoe dan?

‘Dat gaat uiteindelijk via alleen maar via economische ontwikkeling. Voor een dienstreis van Max Havelaar in 1988 heb ik een tijd met Mexicaanse boeren geleefd in een dorp waar honger heerste. Ik verbaasde me erover dat de boeren in het dorp allemaal koffie aan het telen waren en geen maïs. Ik vroeg aan die boeren waarom ze geen maïs gingen produceren zodat het dorp gevoed kon worden. Het bleek dat die boer niet kan produceren voor een behoefte die niet gedekt wordt door koopkracht. Als je buurman niet kan betalen voor z’n maïs, ga je koffie produceren voor de internationale markt. Dan is er dus honger in het dorp en ondervoeding.’

‘Het economische traject dat we zijn begonnen met Max Havelaar, en later vooral met UTZ Certified,  creëert een betere inkomenspositie voor boeren. Daardoor ontstaat er lokale koopkracht en kan de boer ook produceren voor de lokale gemeenschap. Hij gaat meer maïs produceren dan in het verleden. Je krijgt zo dus een  positief effect voor de voedselzekerheid in het dorp. Beide zaken hangen samen. Je kunt aansluiten bij de mensen die economisch productief zijn zodat het op langere termijn voordeel heeft voor de mensen die niet ingesloten zijn.’

Het gaat dus om een meer structurele aanpak, en daar profiteren uiteindelijk ook de armen van.

‘Precies. Er is geen alternatief dan om het op deze manier samen met het bedrijfsleven te organiseren, tenzij je alleen maar aan noodhulp blijft denken. Maar ik heb wel erg sterk geleerd: een gift maakt afhankelijk. Wat wij doen, is voor de versterking eigenwaarde van mensen.’

Morgen volgt deel III van het interview, waarin Nico Roozen op het beleid van Ben Knapen in gaat.

Nico Roozen is directeur van Solidaridad, een ontwikkelingsorganisatie dat werkt aan duurzame productieketens. Solidaridad is aangesloten bij het Initiatief Duurzame Handel, een netwerk dat bedrijven, vakbonden, ontwikkelingsorganisaties, milieuorganisaties en de overheid samenbrengt om samen programma’s uit te voeren voor duurzame handel.