Kathleen Ferrier: ‘Maatschappelijk middenveld gaat me aan het hart, maar er is geen financiële ruimte’

Foto: Roel Wijnants

U geeft aan dat het beleid moet moderniseren en dat er scherpe keuzes moeten worden gemaakt. Welke keuzes moeten dat volgens u zijn?

‘Ik vind aandacht voor gemeenschappelijke goederen, common global goods, ontzettende belangrijk. De schaarste van common goods maakt het één van de cruciale pijlers van het beleid. Daarnaast moeten we heel scherp kiezen voor dat waar Nederland goed in is. Daar hoort ook democratisering bij. Nederland is op dat gebied ontzettend goed, ook daarom moeten we doorgaan met onze programma’s op dat gebied. Er is minder draagvlak voor dit thema omdat het minder zichtbaar is, maar we mogen het niet zomaar laten vallen.

We moeten tot 2015 ook vol blijven gaan voor het realiseren van de millenniumdoelen. Maar daarnaast moeten we moderniseren voor de periode na 2015. Ik stel dus een tweesporenbeleid voor. Onderwijs is dan helaas een posterioriteit, maar ik zal me er vol voor inzetten om de investeringen op een nette manier af te bouwen. Dat is ook gewenst in het licht van de millenniumdoelen.

Het is vooral belangrijk dat we kiezen voor effectiviteit. De discussie gaat steeds over de gedwongen bezuinigingen, maar geld is hierin niet de belangrijkste kwestie. Het gaat vooral om het maken van, scherpe keuzes en effectiviteit.’

U lijkt de staatssecretaris op de meeste punten te volgen. Zijn er ook punten waarop u het echt oneens bent met Ben Knapen?

‘Het beleid komt grotendeels overeen met de agenda van mijn eigen partij, ik heb er dan ook geen fundamentele kritiek op. Maar er zijn wel onderdelen waar ik het niet mee eens ben. Ik ben zeer kritisch op het besluit van Knapen om te bezuinigen op HIV/Aids en maatschappelijk middenveld. Het CDA staat pal voor het maatschappelijk middenveld en vindt dat de medefinancieringsorganisaties echt een toegevoegde waarde hebben. Nederland is uniek is op dit gebied en dat wil ik niet verloren laten gaan. Ik vind dat het maatschappelijk middenveld onevenredig gekort wordt en heb aangegeven dat de extra bezuiniging van 50 miljoen de bijl aan de wortel is van maatschappelijke organisaties.’

U zegt dat u voor het maatschappelijk middenveld staat, maar uit uw daden komt dat niet echt naar voren.

‘Hier beoordeelt u mij weer  op de mate waarin ik geld heb vrijgemaakt. Nogmaals:daar gaat het niet alleen over!Ik heb wel degelijk voor die organisaties gestreden en op dit punt geprobeerd de bezuinigingen te beperken. Er zijn ook andere manieren om de pijn te verzachten. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd om het extra geld dat vrijkomt op het moment dat het BNP groeit te besteden aan maatschappelijke organisaties en daar heeft de staatssecretaris ook mee ingestemd. Daarnaast heb ik hem verzocht om organisaties te betrekken bij projecten over voedsel en water. Ook daar stemde Knapen mee in. Ik heb samen met een groot deel van de oppositie echt laten zien dat het maatschappelijk middenveld ons aan het hart gaat en ik ben ervan overtuigd dat het signaal opgepikt is door Knapen.

Het amendement dat de extra korting op het MFS-II ongedaan wilde maken kon ik echter niet steunen omdat de dekking ervan niet deugt. We kunnen niet zomaar 50 miljoen euro weghalen bij de Wereldbank, om de Nederlandse organisaties te helpen.’

Waarom niet? Sjoera Dikkers(PvdA) verweet u al dat uw keuze voor steun aan de Wereldbank een politieke keuze is. Waarom kiest u ervoor om wel een betrouwbare partner te zijn voor multilaterale organisaties en niet voor de Nederlandse medefinancieringsorganisaties?

‘Zomaar de ruif van de Wereldbank leegtrekken heeft verstrekkende consequenties. Ik vind de opvattingen van Dikkers daarover nogal kortzichtig. Nederland moet zijn verplichtingen nakomen, die overigens al ingezet werden onder het beleid van Koenders. Ik heb wel ingestemd met een korting van 20 miljoen op de Wereldbank, waarvan 10 miljoen naar het maatschappelijk middenveld en 10 miljoen naar HIV/Aids gaat. Daarmee zitten we wat mij betreft echt aan het maximale bedrag wat we daar weg kunnen halen.

Ik vind dat Nederland een speler van gewicht moet blijven in de Wereldbank. Als we ons daar een onbetrouwbare partner tonen hebben we helemaal niets meer te zeggen. Dat is ook een gemiste kans juist nu de Wereldbank met belangrijke hervormingen bezig is. Het is daarnaast ook nog eens onverantwoordelijk om met betalingsverplichtingen te blijven schuiven, uiteindelijk moeten die bedragen toch voldaan worden.

Mijn standpunt komt dus eenvoudigweg voort uit doordachte overwegingen, ik wil de multilaterale organisaties absoluut niet beschermen. Mijn hart ligt veel meer bij het maatschappelijk middenveld.’

U ziet een kans voor maatschappelijke organisaties door ze te betrekken bij regeringsbeleid. Worden maatschappelijke organisaties de laatste tijd niet al teveel gecontroleerd door de regering?

‘Ik denk dat maatschappelijke organisaties nog steeds hun eigen beleid kunnen blijven uitvoeren als wij ze actief gaan betrekken bij projecten van de regering. We kunnen ze bijvoorbeeld uitnodigen om deel te nemen aan tenders, waarna ze een project naar eigen inzicht mogen uitvoeren.

En ik vind niet dat maatschappelijke organisaties steeds meer gecontroleerd worden, er is nu juist weer minder overheidsbemoeienis dan onder het beleid van Koenders. Ik vond dat hij zich teveel bemoeide met de thema’s waar de organisaties zich mee bezig hielden en de landen waar zij werkten. Ik heb mij toen verzet tegen de verstatelijking van maatschappelijk middenveld. Ik vind dat een regering niet kan eisen in welke landen organisaties gaan werken. Maatschappelijke organisaties hoeven zich wat mij betreft absoluut niet te beperken tot de officiële partnerlanden van de regering.’

U krijgt veel kritiek van dat u instemt met de ideeën van deze rechtse regering. Wat vindt u daarvan?

‘Het klopt niet dat het ontwikkelingsbeleid in deze regering uitgaat van het eigen belang. Daar is de Staatsecretaris ook erg duidelijk in geweest, het belang van ontwikkelingslanden staat voorop. Knapen heeft uitdrukkelijk afstand genomen van gebonden hulp en heel duidelijk aangegeven dat eigen voordeel bijkomend is. Deze regering zit helemaal niet aan de rechterkant op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Nederland is nog steeds een voorhoedeland en houdt zich keurig aan de internationale afspraken.

Ik krijg binnen dit beleid nog steeds de kans om de dingen te doen die ik belangrijk vind in ontwikkelingssamenwerking. Ik heb genoeg ruimte om me in te zetten voor thema’s als gender, HIV/Aids en het maatschappelijk middenveld. Dat ik daarbij kritiek krijg van mijn collega’s, deert me niet. Kritiek krijg je toch altijd.’

U krijgt ook kritiek van onder andere Joël Voordewind (ChristenUnie)omdat u de ODA criteria volgens hem wilt oprekken. Wat vindt u daarvan?

‘Voordewind zoekt met zijn kritiek echt iets om moeilijk over de doen. Iets ter discussie stellen betekent niet dat het daadwerkelijk gaat veranderen. Oprekken vind ik een negatieve benaming, alsof het verbreden van de criteria gelijk vervuiling is. Het gaat hier om de beslissing van de internationale gemeenschap, daar moet dit aan de orde gesteld worden. Nederland kan niet op zichzelf bepalen wat ODA is en wat niet, daarvoor hebben we de DAC. Zij stellen vast welke zaken ontwikkelingsrelevant zijn. Bovendien houdt het CDA zich uitdrukkelijk aan internationale criteria, dat is heel belangrijk voor mij. Verruiming van de ODA criteria kan pas uitgevoerd worden als de OESO/DAC het daarmee eens is.’

Coherentie van regeringbeleid is belangrijk voor u. Waarom heeft u daarover een motie ingediend?

‘Ik vind dat regeringsbeleid getoetst moet worden op ontwikkelingsrelevantie. De afgelopen jaren is mij duidelijk geworden dat er heel departementaal gedacht wordt, op gebied van bijvoorbeeld milieu en handel. Het moet tussen de oren van ambtenaren op de ministeries komen dat OS breder is dan één departement. Zeker de grote vragen van vandaag kunnen alleen worden aangepakt vanuit een coherente visie. Op het gebied van justitie en milieu bestaan hele mooie voorbeelden van vruchtbare samenwerkingsverbanden.

Ik wil aansturen op meer coherentie door de regering te vragen om de Tweede Kamer ieder jaar een concrete update te geven van welke projecten op een coherente manier worden aangepakt en wat de effecten daarvan zijn. Coherentie is het wezen van werkelijke modernisering van het ontwikkelingsbeleid.’