
‘Hulp werkt slechte imago Afrika in de hand’
Seada Nourhussen (32) is journaliste bij Trouw. Hier schrijft ze over alles wat met Afrikaanse politiek, zaken, kunst en cultuur te maken heeft. Maar ook op persoonlijk vlak is zij verbonden met Afrika, ze is namelijk geboren in Ethiopië. Over ontwikkelingsamenwerking heeft ze een pittige mening. Nourhussen maakt zich vooral zorgen over de afhankelijkheidsgedachte die door hulp in stand wordt gehouden: ‘Het is deze gedachte die Afrikanen berooft van hun zelfredzaamheid en van hun zelfwaardigheid’.
Wat vind je als Afrikaanse journaliste over het huidige debat in Nederland over ontwikkelingshulp?
‘Ik ben zeker een voorstander van een economische benadering van ontwikkeling. Is er economische vooruitgang, dan zullen zich vanzelf ook andere belangrijke zaken als democratie, gelijke rechten voor man en vrouw en persvrijheid ontwikkelen. Misschien is dit wel te utopisch gedacht, maar ik zie een grotere rol voor het bedrijfsleven wel zitten. Toch ben ik wel voorzichtig. Hoe gaat Ben Knapen er bijvoorbeeld voor zorgen dat het niet vooral zal uitdraaien op eenzijdige voordelen voor Nederland?’
Wat is jouw mening eigenlijk over ontwikkelingssamenwerking?
‘Het is inmiddels wel duidelijk dat ontwikkelingshulp tot dusverre niet effectief is gebleken. Ik ben faliekant tegen de gedachte dat arme landen het idee hebben dat anderen hen uit de brand moeten komen helpen. Deze afhankelijkheidsgedachte brengt veel schade toe en leidt tot onder andere corruptie. Het is deze gedachte die Afrikanen berooft van hun zelfredzaamheid en van hun zelfwaardigheid. Organisaties maken graag gebruik van sprekend beeldmateriaal om hun missie te versterken. Hierdoor wordt een beeld van de zielige en afhankelijke Afrikaan gecreëerd. Afrika is in de gedachte van veel mensen afhankelijk, hulpbehoevend en een heilloze plek. Niemand wil op vakantie naar een heilloze plek en geen bedrijf gaat investeren in een heilloze plek. Ik denk dat de hulp het slechte imago van Afrika in de hand werkt en Afrika in een vicieuze cirkel stort. Hulp leidt tot een slecht imago, wat weer leidt tot een slechte economie, wat uiteindelijk resulteert in een vraag naar hulp. De ontwikkelingssector houdt zichzelf zo in feite in stand.’
Moet de ontwikkelingssector dan maar helemaal opgeheven worden?
‘Je kunt er niet zomaar helemaal mee stoppen natuurlijk. Maar zoals het nu gaat is het ook niet haalbaar. Er is momenteel een verkeerde insteek van de hulp. Wat mij bijvoorbeeld opvalt in veel Afrikaanse landen zoals Ethiopië, maar ook Sierra Leone en Zuid Afrika, is dat vooral de getalenteerde jonge mensen tussen wal en schip vallen. Juist diegenen die verandering willen en die verschil willen en kunnen maken, worden genegeerd in vele hulpprogramma’s. Die richten zich voornamelijk op de gehandicapten, de zieken, dus de meest hulpbehoevenden van de samenleving. Maar daar ga je de oorlog niet mee winnen. Natuurlijk hebben ook zij hulp nodig, maar wat je wil is een land uiteindelijk ten goede veranderen. Dan moet juist dat middenveld groeien, die kunnen immers de overheden aanspreken. Er wordt nu voorbij gegaan aan diegenen die verandering zouden kunnen brengen. Juist zij hebben een duwtje in de rug nodig. Overigens merk ik dat er steeds meer weerstand op ontwikkelingshulp komt, ook vanuit Afrikaanse landen.’
Wat voor weerstand merk je op?
‘In veel Afrikaanse landen is men moe van de bemoeienis. Er wordt bepaald hoe ze moeten denken en wat ze moeten vinden. Er is daar een andere realiteit. We kunnen niet zomaar onze normen en waarden gaan opleggen. Zo is president Paul Kagame van Rwanda een ondemocratische alleenheerser. Toch gaat het onder zijn heerschappij beter dan ooit. Rwanda is een dictatuur, maar tegelijk het best georganiseerde land op het continent. De hoofdstad, met aangeharkte plantsoenen, rustig rijdend verkeer en glad asfalt is de schoonste stad die ik in Afrika heb gezien. Bovendien heeft Rwanda de snelst groeiende economie. Veel Afrikanen zouden dan ook zo tekenen voor een leider als Kagame.’
Heb je nog een tip aan Ben Knapen?
‘Ik ben positief over de meer economische benadering. Maar er moet dan wel sprake zijn van een eerlijke uitwisseling, waarbij beide partners gelijkwaardig aan elkaar zijn en er dus geen sprake is van eenrichtingsverkeer. Daarnaast doet Knapen er verstandig aan om zijn Nederlandse en Europese collega’s van andere departementen zoals Economische Zaken bij zijn plannen te betrekken. Economische investeringen in Afrika zijn leuk, maar zolang wij in Europa onze handelsbarrières niet omver werpen en onze boeren subsidies blijven geven, behalen Afrikaanse landen geen voordelen.’