
Hedwig Bruggeman (Agri-ProFocus): Ondernemende agri-netwerken zijn springlevend!
NGO’s moeten zich anders gaan organiseren en op zoek gaan naar een nieuwe rol. Deze roep klinkt steeds verder door in de discussie op deze site. Maar volgens Hedwig Bruggeman, directeur van Agri-ProFocus, gebeurt er op dit terrein al meer dan menigeen denkt.
Door Hedwig Bruggeman
Ik heb goed nieuws voor Michel Groenenstijn, directeur van Be More. In tegenstelling tot wat hij denkt, zetten de grote en kleine ontwikkelingsorganisaties hun netwerk in landen wel degelijk in voor het bevorderen van ondernemerschap. Dat zijn dan inderdaad de netwerken die voor anderen moeilijk toegankelijk zijn en ze nemen daarbij al lang de rol op zich als facilitator tussen ondernemers en actoren, zowel hier als daar.
Het probleem is dat de professionals, die zich met hart en ziel inzetten, vaak te bescheiden, te druk en te nuchter zijn om zich daarvoor op de borst te kloppen, tijdens de vele MVO conferenties die de laatste tijd in Nederland over elkaar heen rollen. Het gaat hier trouwens vaak om professionals die werken voor lokale counterparts van OS- organisaties. Hun motto is: eerst maar eens concreet resultaten op boerenniveau laten zien! En dat is hard werken, vallen en opstaan en inderdaad verstand van zaken hebben. Wel is het zaak dat OS-organisaties zich specialiseren en zich niet met alles tegelijk bezighouden. Vanuit specialisatie en bundeling van krachten actie ondernemen is mijns inziens de weg vooruit.
Bevorderen van boerenondernemerschap
Om een concreet voorbeeld te noemen: de afgelopen twee jaar hebben de 28 leden van het Agri-ProFocus partnerschap in 7 Afrikaanse landen zogenaamde agri-hubs opgezet. In deze netwerken vinden de relevante actoren zoals banken, boerenorganisaties, overheid, agri-businesses en kennisinstellingen elkaar met als gemeenschappelijk doel het bevorderen van boerenondernemerschap. Dan hebben we het over het vinden van nieuwe markten, het oplossen van problemen in de keten, het trainen van boeren en innovatief onderzoek.
De agri-hub is van en voor de actoren en het is daarmee een fysieke en virtuele ontmoetingsplek. De agri-hub maakt het mogelijk dat er samenwerking ontstaat waarin iedere APF lidorganisatie zijn eigen specialisatie inzet en waarin deze gekoppeld wordt aan de vraag. De resultaten zijn veelbelovend. Zo hebben SNV en Woord & Daad in Zambia vanuit de agri-hub een rijstfederatie ondersteund en gekoppeld aan een marktpartij. In Rwanda begint een aardappelzaadprogramma en in Uganda werkt men gezamenlijk aan een marktinformatiesysteem. En belangrijker: lokale partijen trekken de kar.
Helaas blijft de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij deze agri-hubs achter bij de verwachtingen. Manuela Monteiro (directeur van Hivos) noemt in haar betoog Unilever in Uganda. Dat is een goed voorbeeld, ook al omdat Unilever 4 jaar geleden binnen het Agri-ProFocus partnerschap een samenwerking inzette met WUR, Agriterra en SNV. Maar helaas kwamen wij met Unilever uiteindelijk niet verder en dat is begrijpelijk. Unilever kocht destijds geen grondstoffen in Uganda, maar verkocht alleen haar producten. Gelukkig konden we wel lokale bedrijven (Mukwano) interesseren voor dit initiatief.
Booming business
We zullen ons beter moeten realiseren dat lokale en regionale markten zeker in Afrika booming business zijn en voorlopig zullen blijven. De export naar Europa is niet de belangrijkste sleutel tot onze bijdrage aan de voedselzekerheid van 9 miljard mensen (in 2050). Essentieel is het interesseren van Nederlandse bedrijven om in Afrika te investeren in de lokale en regionale markt. Maar ter plekke zijn dan wel sterke instituties nodig om te zorgen dat er belasting betaald wordt en gebruikt wordt om te investeren in een rechtvaardige sociale en economische ontwikkeling. Maar zoals Ha-Joon Chang betoogt zijn die instituties ook nodig om kleine en grote bedrijven te beschermen tegen willekeur, zodat ze kunnen groeien. En aan die capaciteitsopbouw van transparante en efficiëntere instituties kan Nederlandse expertise een belangrijke bijdrage leveren.
Niet het Nederlandse agri-bedrijfsleven, niet de Nederlandse NGO’s of onze kennisinstellingen, maar de lokale context, de vragen van het lokale bedrijfsleven, de dilemma’s van de boeren, boerinnen en verwerkers moeten leidend zijn voor het Nederlandse beleid op voedselzekerheid. Als we vanuit dat perspectief de krachten, middelen en expertise bundelen dan komt dat “welbegrepen eigenbelang” op lange termijn vanzelf in orde.