
De vijf meest opmerkelijke onbewezen aannames uit de Kamerbrief
Nadat hij vorige week al de vijf grootste inconsistenties uit de Kamerbrief van Ben Knapen op een rij zette, heeft Paul van den Berg (politiek adviseur van Cordaid) zijn vizier vandaag gericht op de vijf meest opmerkelijke onbewezen aannames uit de brief.
3D-beleid
Knapen schrijft in zijn brief: ‘Het succesvolle 3D-beleid wordt voortgezet.’
Waarop baseert de regering de bewering dat dit succesvol is geweest? Er heeft nog geen interne of externe evaluatie plaats gehad van de missie in de Afghaanse provincie Uruzgan, en de bereikte resultaten aldaar op het gebied van vrede, veiligheid en ontwikkeling zijn op zijn zachtst gezegd niet onomkeerbaar. De Afghaanse onderzoeksorganisatie TLO heeft weliswaar een redelijk positief rapport geschreven over de bereikte resultaten in Uruzgan tijdens de Nederlandse aanwezigheid, maar daarmee is het laatste woord over deze missie zeker nog niet gezegd. De evaluatie op verzoek van de Tweede Kamer wordt pas op zijn vroegst in 2011 verwacht.
Draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking
In de Kamerbrief staat: ‘Om draagvlak te behouden of te herstellen, moet Nederland zich richten op gebieden waar het internationaal verschil kan maken en waarmee tegelijk een nationaal belang wordt gediend.’
Heeft er onderzoek plaatsgevonden door het Kabinet die deze bewering staaft? Wil de gemiddelde Nederlander inderdaad dat ontwikkelingssamenwerking direct ten goede komt aan de BV Nederland?
Rol van het bedrijfsleven
‘Als geen ander weet het bedrijfsleven waaraan behoefte bestaat om het ondernemingsklimaat te verbeteren’, schrijft Knapen.
Dat mag het geval zijn voor wat betreft het zien van de eigen marktkansen van Nederlandse bedrijven, ook in ontwikkelingslanden. Maar geldt het ook voor het in staat stellen van het lokale midden – en kleinbedrijf om deze marktkansen te grijpen? Dat zou inderdaad de zelfredzaamheid van landen sterk bevorderen en een enorme impuls geven aan armoedebestrijding.
Helaas bieden de evaluaties die zijn uitgevoerd over het bedrijfsleveninstrumentarium geen garantie voor de daadwerkelijke ontwikkelingsrelevantie van de door Nederland gehanteerde bedrijfslevenprogramma’s, zoals ORIO en PUM. Dat is de voornaamste reden waarom vanuit de ontwikkelingssector met de nodige argwaan wordt gekeken naar de grotere rol die de staatssecretaris toedicht aan Nederlandse bedrijven op het gebied van ontwikkeling.
Niet omdat het belang van economische ontwikkeling voor ontwikkelingslanden wordt betwist – integendeel – wél omdat tot nu toe niet klip en klaar is gebleken dat de belangen van Nederlandse bedrijven ook automatisch overeenstemmen met die van de lokale bevolking in ontwikkelingslanden. Wordt het bedrijfslevenprogramma aanbodgestuurd of vraaggestuurd, dat is de vraag…
Landenkeuze
In de Kamerbrief staat: ‘Nederland zal actief gebruik maken van de mogelijkheden om de landenkeuze af te stemmen met andere donorlanden en de EU en zo te komen tot een betere internationale arbeidsverdeling.’
Hierin heeft Nederland veel geïnvesteerd in de afgelopen jaren. Minister Koenders hechtte zeer aan donorcoördinatie en de Parijs en Accra agenda’s die daarvoor waren opgesteld. Helaas blijkt de praktijk zeer weerbarstig. Afstemming binnen de EU is een enorme uitdaging, waarbij de Europese Commissie zich ook nog eens heeft gemanifesteerd als een soort bilaterale donor, in plaats van dat het een coördinerende rol op zich heeft genomen. Met andere woorden: waarom denkt staatssecretaris Knapen dat hij hierop wél voortgang gaat boeken? Niet onbelangrijk, gezien de enorme reductie in het aantal Nederlandse partnerlanden die hij voorstelt. Gaat hij erin slagen goede afspraken te maken met andere donorlanden als het gaat om het ‘overnemen’ van grote gezondheids – en onderwijsprogramma’s die Nederland gaat uitfaseren?
WRR-rapport
‘Het kabinet streeft naar een fundamentele herziening van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, met als leidraad het WRR-rapport minder pretentie, meer ambitie.’
Als leidraad is volgens Knapen dus het WRR-rapport genomen. Maar waarom wordt er dan zo weinig aandacht besteed in de Kamerbrief van Knapen aan het belang dat de WRR toekende aan de zogenaamde common public goods (klimaat, energie, veiligheid etc.)? Waarom worden de multilaterale organisaties uit de wind gehouden in de beleidsvoorstellen van Knapen, ondanks de kritiek in het WRR-rapport op de matige transparantie en effectiviteit van sommige van deze instellingen?
Knapen maakt zich vanwege het uitblijven van een regeringsreactie en een politiek en maatschappelijk debat over de noodzakelijk geachte vernieuwing van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid kwetsbaar voor de kritiek dat hij het WRR-rapport slechts diagonaal heeft gescand en hier quick and dirty enkele issues uit heeft geselecteerd. Dit ondanks het feit dat hij als voormalig WRR-lid als geen ander zou moeten weten dat er veel meer doorwrochtheid in dit rapport schuilt dan hij in zijn brief van 26 november heeft opgeschreven.