De Nachtwaker

Manon Stravens stipt vandaag in haar column een onderwerp aan dat herkenbaar is voor iedere ontwikkelingswerker in het veld. Hoe om te gaan met huispersoneel? ‘Je gaat als ontwikkelingswerker niet schreeuwen om betere arbeidsomstandigheden in de ananas sector en dan je nachtwaker onder de maat betalen.’

Er zijn van die onderwerpen waarvan je met jezelf afspreekt dat je daar niet over gaat schrijven. Dat is waarschijnlijk terug te voeren op de angst in de val van de klaagzang te trappen, waar ook loodgieter, dienstmeid en kleermaker gemakkelijk de revue passeren. Daar hoef je overigens helemaal geen expat voor te zijn: Malinezen kunnen er ook wat – zo niet, meer – van. Geen column zou echter het levenslicht zien zonder mijn nachtwaker, dus ik maak graag een uitzondering. Voordat hij met bazin en al wordt wegbezuinigd, nog even een portret.

Bescheiden jongen

Ik kan mijn nachtwaker omschrijven als een bescheiden jongen van 33, afkomstig uit Dogonland, vader van een dochtertje, getrouwd met twee vrouwen, formaat satéprikker. Dat laatste doet de vraag rijzen of hij zijn kerntaak goed zou kunnen volbrengen in geval van nood, maar die blijft vooralsnog (gelukkig) onbeantwoord. Dit is Bamako, geen Johannesburg. Ik ben ook niet van dat slag dat hem wekelijks – a la maandagalarm – uittest op zijn waakzaamheid. We vertrouwen gewoon op dat kapmes onder zijn kussen.

De wacht houden is één ding. Hij houdt het paleis ook vrij van stof, ongedierte en ongevraagd manvolk. Hij leidt de klimplant lenig in goede banen, redt het groen van een zonnesteek, krijgt mijn onwillige brommer opgestart en veegt de kinderkaravaan tijdig de tent uit. Soms staat er ineens een bord rijst of een kop dampende pap op het aanrecht (een ware zegen als je na je werk weer eens lusteloos over je bamboebank ligt gedrapeerd). Laatst kwam hij voor de zoveelste keer de sleutels nabrengen die ik in het slot had laten zitten. Nu ik in het gips zit (van mijn fiets gevallen), krijg ik hulp bij het aantrekken van mijn schoenen. Columntechnisch zijn de glaasjes thee a la malienne een bitterzoete noodzaak geworden.

Geluk gehad

Ik heb kennelijk weer eens geluk gehad. Ik herken niets van de klachten van nachtwakers die stug doorslapen, om leningen en voorschotten vragen, uit de koelkast eten of er met je fiets vandoor gaan. Om de dodelijke verveling tegen te gaan, maakt ‘die van mij’ gewoon de hele nacht collages van alle uitgelezen kranten, Onze Werelds en Vice Versa’s. Zolang de kop van Wilders tussen het restpapier blijft zitten, vind ik dat allemaal prima.

Een dergelijke dienstbaarheid en veelzijdigheid vragen zonder twijfel om een fatsoenlijke remuneratie. Je gaat als ontwikkelingswerker niet schreeuwen om betere arbeidsomstandigheden in de ananas sector en dan je nachtwaker onder de maat betalen. Dus we hebben een serieus contract opgesteld. En dan komt het, met een salaris van – laat ik hier dan ook maar open over zijn – 107 euro per maand. Honderdzeven! Te verdelen over minstens drie gezinsleden plus een tante! Daar komt dan nog vakantie, een feestdagbonus en regelmatig een maaltijd bij, maar met drieënhalve euro per dag zit ik nauwelijks boven de officiële armoedegrens. Het is nog geen één procent van het recentelijk veelbesproken topsalaris in onze sector. Geen kinderopvang, pensioenopbouw of verzekering. De hele nacht blootgesteld aan muggen en malaria. En eigenlijk telt die maaltijd ook nog eens niet, want vegetarisch. Bijna schandpaalwaardig zou je zeggen.

Wandelende zak geld

Maar bovenmodaal in Mali. “Betaal jij je nachtwaker zoveel? Weet je wat een beginnend arts hier verdient? Die jongen gaat nooit meer bij je weg.” Een moment voel ik de mijter op mijn hoofd branden. Bevestig ik nou toch weer dat beeld van die wandelende zak geld? Maak ik me als importwerkgever schuldig aan prijsopdrijving en oneerlijke concurrentie? Het zal zo’n vaart niet lopen. Het grootste risico dat ik waarschijnlijk loop, is dat ‘ie er een derde vrouw van aanschaft. Al la Malienne een teken van toenemende welvaart. A la Manon is een tweede al één teveel.

Mijn vader schreef me laatst dat hij nooit meer zou kunnen leven zoals ik nu, zonder ‘al die gemakken’. Nou verschillen we daar sowieso van mening over, maar voor mij is een nachtwaker een ongekende luxe. Voor een appel en ei. Datgene waar ik vooral last van heb, zijn die nog altijd opspelende principes. Al heb ik tegenwoordig een pen en een podium om die te kanaliseren. En glaasjes zoete thee om ze daarna in al hun zurigheid weg te spoelen. En zolang Amara die thee tweemaal daags en met een brede grijns blijft serveren, ga ik er maar vanuit dat het goed zit. Dan neem ik die principes, en die tweede vrouw, for the time being in Bamako maar gewoon even voor lief.

Auteur
Manon Stravens

Datum:
17 december 2010
Categorieën:
Tags: