
Jack van Ham: Het Jaap van Zweden gevoel
Door: Jack van Ham
Afzwaaiend ICCO-topman Jack van Ham heeft met verwondering kennis genomen van de Kamerbrief van staatssecretaris Knapen. Hij kreeg er een ‘Jaap van Zweden-gevoel’ van. Een pleidooi voor fatsoen in plaats van rauwe werkelijkheid.
Afgelopen vrijdag verscheen de brief van deeltijd staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking Ben Knapen aan de Tweede Kamer. Volgens de eerste hoopgevende zin in deze brief wil het nieuwe no-nonsense kabinet ‘Realisme en Optimisme’ over de toekomst in een snel veranderende wereld. Als je de rest van deze brief leest kun je weinig anders concluderen dat je een slecht geïnformeerde pessimist moet zijn om hieruit optimisme te kunnen halen.
Mijn initiële reactie is gericht op de wijze waarop de medefinancieringsorganisaties, onderdeel van het grote maatschappelijk middenveld in Nederland, deelgenoot zouden moeten worden van dit optimisme. Daarnaast heb ik ook kritiek op de richting en bezuinigingen die in algemene zin worden doorgevoerd, maar laat ik me beperken tot de maatschappelijke organisaties.
Voor hen, zoals voor vele andere sectoren in Nederland, wil dit kabinet een ‘betrouwbare’ partner zijn waar het graag mee samenwerkt om de internationale onrechtvaardigheid te lijf te gaan. Investeren in verdere innovatie van het ontwikkelingswerk lijkt de boodschap. Als eerste maatregel tovert de staatssecretaris daarvoor een extra bezuiniging uit zijn hoed van jaarlijks 50 miljoen euro. Dat bedrag volgt op recente ingrijpende financiële reducties bij een aantal medefinancieringsorganisaties.
Beloond en geprezen
Medefinancieringsorganisaties, hoewel relatief autonoom, worden geacht om mede inhoud te geven aan het beleid dat door de Nederlandse overheid op het terrein van ontwikkelingssamenwerking wordt uitgedacht. Zij hebben dat al die jaren trouw en met passie gedaan. Ze zijn daarvoor beloond en geprezen door de overheid. Er was waardering over het feit dat zij grote innovaties realiseerden zoals samenwerking met het bedrijfsleven voor duurzame economische ontwikkeling, alliantievorming, het geven van daadwerkelijke inspraak aan en decentralisatie van werk naar ontwikkelingslanden. O.a Oxfam Novib, Cordaid , ICCO en Hivos zijn al die jaren mede en voor het grootste deel gefinancierd uit belastinggeld op basis van de decennia geldende opvatting dat de politiek een mandaat had om dat geld voor zaken van algemeen belang toe te kennen, los van de dagkoersen in de samenleving. Die dagkoersen vonden overigens hun uiting mede in de liefst vijf verschillende ministers en/of staatssecretarissen en de even zovele beleidswisselingen die we de afgelopen tien jaar op ontwikkelingswerk gezien hebben.
De maatschappelijke organisaties zijn erkend, professioneel en betrouwbaar voor zowel noordelijke als zuidelijke partners en zouden een voorhoede kunnen vormen in verdere innovaties van het werk.
De richting die dit nieuwe kabinet kiest is gebaseerd op het door de politiek nog nauwelijks besproken rapport “Minder Pretenties, meer ambities” van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Een adviesorgaan voor de regering waar de huidige staatssecretaris tot voor kort werkte.
Het nieuwe paradigma
Het nieuwe paradigma voor maatschappelijke en ook medefinancieringsorganisaties is kort verwoord in de brief van de staatssecretaris. Veronderstellend dat zij onvoldoende maatschappelijk draagvlak zouden hebben en onvoldoende allianties met andere uiteenlopende partijen zouden hebben, stelt de staatssecretaris dat de maatschappelijke organisaties meer geld uit de samenleving moeten halen en minder uit de overheid. Dit terwijl zij samenwerken met tal van bedrijven, de meeste universiteiten, vele organisaties in Nederland en gezamenlijk een achterban hebben van vele miljoenen burgers.
Voor de (grotere) medefinancieringsorganisaties betekent dit dat zij, indien zij hun werk op peil willen houden, verder vernieuwen of zelfs met fatsoen afbouwen,en kapitaalsvernietiging willen voorkomen, op zeer korte termijn bij elkaar zo’n 200 miljoen per jaar uit de Nederlandse partikuliere markt moeten halen. Nog los van wat dit gaat kosten aan marketing is dit in een zeer drukke en overvoerde markt een niet haalbare opdracht.
Vrijwillige bijdrage
De ontwikkelingen zoals hierboven in grote lijnen geschetst, doen zich ook voor in de Nederlandse cultuurmarkt. Dicht bij huis en met forse steun van media heeft de cultuursector, en ik zeg dat met respect en enige mate van jaloersheid, kans gezien zich nationaal te manifesteren in een poging om de geplande bezuinigingen in die sector tegen te gaan. Ook hier verdedigt het kabinet zich met het nieuwe paradigma van ‘draagvlak en bijdrage uit de samenleving’.
In een tijd dat elke Europese burger zijn of haar financiële toekomst zwaar belast ziet met het redden van de banken, grote kortingen op sociale zekerheid, belastingverhoging, verhoging van premies voor ziektekosten, verwijst dezelfde overheid voor elke bezuiniging de zij wenst door te voeren naar een hogere en vrijwillige bijdrage uit de samenleving, van diezelfde burgers!
Jaap van Zweden
De gedoogpoliticus Hero Brinkman dacht dirigent Jaap van Zweden, die een pleidooi hield voor fatsoenlijk gedrag naar de cultuursector (geef hen de kans om op zich op een normale manier aan de nieuwe werkelijkheid aan te passen), fijntjes te wijzen op de manier waarop de Amerikanen hun publieke sectoren financieren. Met charitas en vrijwillige bijdrage.
Nog los van het feit of wij dat zouden moeten willen, repliceerde van Zweden terecht: ‘Amerikanen betalen 25% minder belasting dan Nederlanders en hebben dus de keuze om dat te doen. Nederland heeft zich er decennia op voorgestaan voorzieningen voor algemeen belang en nut niet afhankelijk te willen maken van individuele rijkdom maar te willen kiezen voor collectief welzijn en (internationale) solidariteit. Tegelijk de belastingen hoog houden en meer op burgers afwenden is gewoon bezuinigen. Ik ben niet doof en blind voor de nieuwe werkelijkheid. Ik ben zeker voor vernieuwingen in de sector en ik meen daar ook recht van spreken te hebben, en ik geloof evenmin dat alles met geld alleen is goed te maken. Maar ik pleit wel voor fatsoen en tijd en niet voor rauwe flinkheid. Iets opbouwen en vernieuwen kost tijd en vraagt investering. In record tijd afbreken zonder behoorlijk perspectief is kapitaalsvernietiging.
Juist in een tijd als deze, waar de dagkoersen worden gevoed door soms begrijpelijke angst voor de toekomst, wordt van de politiek gevraagd moedige besluiten te nemen. Besluiten die gericht zijn op langere termijn dan twee of drie jaar. Ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid is investeren in de toekomst, een toekomst die meer dan ooit het (eigen) belang van burgers dient. Daar zouden politici en het maatschappelijk middenveld hun informatie en pijlen op moeten richten en burgers en achterban van overtuigen, niet op de korte termijn gewin en inspelend op gevoelens van angst. Als het CDA weer door de voorruit wil kijken, zal ze haar verantwoordelijkheid voor rentmeesterschap weer inhoud moeten geven. Daarvan krijg ik energie en optimisme.