Wiet Janssen’s OS-opinies

Een uitgesproken stem in het debat over de toekomst van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is die van Wiet Janssen, auteur van het veelbesproken proefschrift Managment of the Dutch Development Cooperation. Het WRR rapport richt zich op economische ontwikkeling en zelfredzaamheid. Janssen lijkt het rapport te omarmen: ‘Hulp die wel werkt zijn de projecten die mensen aan een inkomen helpen.’ Toch gaf Wiet Janssen ook kritiek. Kritiek op de gebrekkige inhoudelijke discussie in het WRR-rapport en in de sector.

Wiet Janssen opende zijn reeks opinies van de afgelopen maanden op de Vice Versa site met: ‘In het onlangs gepubliceerde WRR rapport werd er over ontwikkelingshulp beweerd dat 80 procent van de hulp louter gericht is op de directe verbetering van de levensomstandigheden van de armen, met name door publieke voorzieningen zoals gezondheidszorg, lager onderwijs en drinkwatervoorziening. Hulp in die sectoren zou geen blijvend effect hebben op de ontwikkeling. Het rapport werd bijna unaniem geprezen, al werd hier en daar wel geroepen dat hulp aan de genoemde sectoren toch wel degelijk noodzakelijk is…Maar op grond van welke cijfers, onderzoeken, of andere informatie kunnen we nu bepalen of een bepaald soort hulp een duurzaam effect heeft op ontwikkeling? En van welke omstandigheden hangt het af? En als je dat dan weet, welke criteria hanteer je dan om dat type hulp wel of niet te geven? Daar zou het toch ook over moeten gaan.’

Schoon drinkwater leidt tot ondervoeding

Om deze reden riep hij al in zijn eerste opiniebijdrage op tot discussiëren. Dit aan de hand van de prikkelende stelling dat schoon drinkwater dicht bij de huizen leidt tot meer kinderondervoeding. Dat dit het geval zou zijn is opvallend en onaangenaam, en volgens Wiet Janssen daarom des te meer reden om hierover in discussie te treden.

Volgens Wiet Janssen wordt er vaak bewust over de onaangename berichtgeving binnen ontwikkelingssamenwerking heen gelezen, of wordt het stuk helemaal niet eens ingekeken. Zo ook bij zijn proefschrift. Hierover zei dhr. Specker van BUZA dit niet te hebben gelezen en dit niet van plan te zijn omdat hij  had gehoord dat het niet wetenschappelijk was. Wat er dan mis mee was wist hij niet.

Aan diegenen uit de sector die deze onaangename feiten wel onder ogen hebben gehad maar niet op hebben gepakt binnen hun gerelateerde programma’s zegt Janssen: ‘Practice what you preach!’ De door Gibson en Mace bewezen gevolgen van schoon drinkwater dichtbij huis zijn gerelateerd aan het feit dat de fittere vrouwen die minder ver hoeven te lopen meer kinderen kunnen nemen maar niet kunnen voeden. Het is dus gerelateerd aan family-planning. ‘Hieraan wordt echter door veel organisaties geen prioriteit gegeven’, aldus Wiet Janssen.

Onderwijs

De oplossing? Deze ligt volgens hem in de reactie van Dhr. Holtslag. ‘Het lijkt me dat hij een realistische, werkbare oplossing heeft: watervoorziening niet alleen voor drinkwater, maar ook voor kleinschalige irrigatie, ten behoeve van de voedselproductie.’ Naar aanleiding hiervan neemt Wiet Janssen in zijn vierde stuk een nieuwe controversiële stelling aan namelijk: ‘Kinderen uit arme families leren op school niets waarmee ze geld kunnen verdienen’. Want behalve fysieke hulpmiddelen om irrigatie en voedselproductie te realiseren is er kennis van zaken nodig. Toepasbare kennis die naast de kwaliteit in het algemeen binnen het onderwijs, volgens Janssen, mist.

De beredenering waarom onderwijs het verschil zou maken is volgens Janssen ontoereikend en onjuist. ‘Er wordt geen verband gelegd met dat kinderen iets leren waarmee ze geld kunnen verdienen,’ constateert hij. Daarnaast benadrukt hij zijn tegenovergestelde visie met onderzoeksjournaliste Jeanne Roefs, iemand die regelmatig pittige tegenreacties schrijft op de stellingen van Janssen. Roefs: ‘Gelden voor kinderen van arme ouders andere maatstaven, enkel en alleen omdat ze de pech hebben in een ontwikkelingsland te zijn geboren?’

Janssen: ‘Helaas, het antwoord is ja! … Ik heb niets tegen mensen met idealen, maar wel als die volslagen onrealistisch zijn, en als het nastreven van die idealen er alleen maar toe leidt dat zinvolle maatregelen die wel haalbaar zijn niet worden getroffen. Laten we onderzoeken in welke sectoren er kansen liggen in de regio waar ze wonen, en laten we de armen de kennis en vaardigheden bijbrengen om een product of een dienst aan te bieden waarmee ze wat kunnen verdienen. Alleen dan kunnen ze volwaardig deelnemen aan de samenleving. Met het onderwijs zoals het nu wordt gegeven houden we de armoede in stand. En ik vind dat eerlijk gezegd een grof schandaal.’ 

Janssen reageerde in zijn zesde artikel op een verdere opiniebijdrage van Jeanne Roefs. ‘Ambitieuze doelen propageren van achter je bureau is gemakkelijk. Maar de armen schieten daar helemaal niets mee op.’ 

Stop ontwikkelingshulp

Dat we moeten stoppen met het geven van veel geld aan landen in Afrika betoogt Wiet Janssen in een andere opiniebijdrage. ‘De grote hoeveelheden hulp in euro’s en dollars leiden tot een te hoge wisselkoers van de munten in Afrika. Dat heeft een duidelijk negatief effect op de economische groei en op de vermindering van de armoede. Zo helpen we Afrika van de wal in de sloot.’

‘En wat betreft studies die aantonen dat hulp wel of niet bijdraagt aan economische groei, het WRR rapport over ontwikkelingshulp van begin dit jaar kwam er ook niet uit.  Het rapport Dutch Disease stelt tevens dat ontwikkeling ook ontstaat door consumptie en investeringen. Maar dan moeten die investeringen wel gericht zijn op de productie van goederen en diensten waar een koopkrachtige vraag voor bestaat, de mensen moeten de kennis en vaardigheden bezitten om die goederen en diensten te produceren, te vermarkten, etc., en er zijn managers nodig die dat alles organiseren. En ik zie niet waar die goed opgeleide mensen in Afrika plotseling vandaan zou moeten komen,’ aldus Janssen in zijn opvolgend pleidooi voor het stoppen van geldelijke hulp en het zenden van experts.

Naar aanleiding hiervan kwam er een pitte reactie te staan van Rosien Herweijer, oud- directeur van PSO, die duidelijk minder heil verwacht van westerse experts in ontwikkelingslanden. Hierin wees zij Janssen op het feit dat deze bestaande benadering heeft uitgewezen erg hoge kosten met zich mee te brengen naast de markt te verpesten voor lokale professionals. Wiet Janssen in zijn reactie: Hebben de mensen geen water, geen scholen, geen geneeskundige verzorging? Dan financieren wij dat toch! Nou, dat doen we in Afrika dus al 40 jaar. Maar nog steeds is de kinderondervoeding er 40%. We hebben de armen namelijk niet geleerd het zelf beter te doen. En daar heb je toch echt deskundigen voor nodig.’

Ontwikkelingshulp die wel werkt wordt ook door Janssen omschreven. Dit aan de hand van het voorbeeld van het door een landbouwingenieur geholpen plaatsje Dickson in Malawi. ‘Het geheim van die projecten is simpel: ze helpen mensen aan een inkomen,’ zo concludeert Janssen. 

We zijn benieuwd naar de verdere opinies van Wiet Janssen in het debat.