Vrijdagmiddagborrel: wat is er mis met de persvoorlichter?

Iedere vrijdagmiddag laat hoofdredacteur Marc Broere de afgelopen week de revue passeren. Vandaag schrijft hij over een grote ergernis van hem, namelijk de opkomst en het gedrag van persvoorlichters van ontwikkelingsorganisaties.

Vandaag wil ik het graag hebben over iets waar ik me de afgelopen tijd en ook afgelopen week behoorlijk aan geërgerd heb, namelijk de opkomst en het gedrag van voorlichters binnen de ontwikkelingssamenwerking. Het schijnt normaal te zijn geworden dat iedere ontwikkelingsorganisatie zijn of haar eigen persvoorlichter of zelfs persvoorlichters heeft.  Op de School voor de Journalistiek heb ik altijd geleerd om persvoorlichters per definitie te wantrouwen. Ruim twintig jaar na mijn afstuderen weet ik dat dit een van de beste lessen is die ik op school heb geleerd.

Laat ik vooropstellen dat er ook uitzonderingen zijn. Zo vind ik Karen Mol van Cordaid een voortreffelijke persvoorlichter. Zij denkt namelijk niet vanuit het bange institutionele belang van haar organisatie, maar begrijpt hoe de journalistiek werkt. En vanuit wederzijds begrip kun je dan een uitstekende professionele verstandhouding hebben. Een ander positief voorbeeld is Kees-Jaap Ouwerkerk, die woordvoerder was van achtereenvolgens Agnes van Ardenne, Bert Koenders en nu Ben Knapen. Een vlotte en professionele vakman die zichzelf tooit met de geuzennaam Japo, en met wie je op een aangename manier kunt samenwerken.

En zo zijn er nog wel een paar positieve uitzonderingen te noemen.

Een weinig aangename e-mail

Hier staat tegenover dat ik steeds meer moeite krijg met het opereren van voorlichters in de ontwikkelingssector. Het aantal ergernissen stapelen zich op. Een paar maanden geleden was een van mijn collega’s, Eva de Vries, bij een debat dat bij Artsen zonder Grenzen werd georganiseerd door het Platform Jong OS. Vertegenwoordigers van Oxfam Novib en Artsen zonder Grenzen discussieerden daar over het beginsel van neutraliteit. Een boeiende discussie waarover een uitstekend verslag op de Vice Versa website verscheen. Eva kreeg echter een zeer onaangename e-mail van de persvoorlichtster van Artsen zonder Grenzen. Zij had geëist dat ze het stuk vooraf nog onder ogen kreeg. Waarop ik als hoofdredacteur ook een weinig aangename e-mail terugstuurde en het voor mijn verslaggeefster opnam en in weinig tactvolle bewoordingen schreef  waar deze voorlichtster toch het lef vandaan haalde om een verslag van een bijeenkomst te willen censureren. En laten we wel wezen: we leven toch in Nederland en niet in Noord-Korea?

Voorlichter bij het interview

Voor het komende nummer van Vice Versa hebben we Marinus Verweij geïnterviewd, de nieuwe directeur van ICCO. Van mijn redacteur André van der Stouwe kreeg ik na afloop te horen dat er een voorlichter aanwezig was bij het interview en dat hij zijn stuk niet naar Verweij moest sturen om nog eventuele feitelijke onjuistheden en mogelijk verkeerd begrepen citaten te corrigeren, maar naar de persvoorlichter. Nu lijkt Marinus Verweij me geen man die een chaperonne nodig heeft. Hij lijkt me bovendien prima in staat om zelf zijn e-mail te openen en persoonlijk zijn opmerkingen door te geven. Waarom er dan toch een voorlichter bij zo’n gesprek voor overigens een kort stukje van 500 woorden tekst gaat zitten begrijp ik echt niet. Bovendien weet ik uit ervaring dat gesprekken met voorlichters erbij altijd per definitie minder succesvol verlopen, voor beide partijen overigens, omdat je allebei het gevoel hebt dat je niet helemaal vrijuit kunt praten.

Vorige week ging Iris Gardien, onze verslaggever, naar een bijeenkomst op het Koninklijk Instituut van de Tropen over de rol van het bedrijfsleven bij armoedebestrijding. De communicatieadviseur van het KIT, Chang Wong, had eveneens geëist dat hij het verslag van het symposium vantevoren nog mocht ‘corrigeren’ omdat hij naar zijn mening toch het beste kon begrijpen wat de keynote-speakers bedoeld zouden hebben. Ik heb Iris gezegd dat ze het stuk aan iedereen vooraf mocht laten lezen, tot aan haar vader en oud-tantes aan toe, behalve aan meneer Chang Wong. En zo is het gelukkig ook gebeurd.

Opgewonden standje

Dan heeft ook Hivos een nieuwe persvoorlichter, namelijk Roman Baatenburg de Jong. Hij komt uit de journalistiek en was correspondent in Oost-Afrika. Toen Baatenburg terugkeerde in Nederland werd hij geïnterviewd door het blad onzeWereld. In dat interview zei hij hele intelligente dingen die me aanspraken. Ik was vast van plan om hem te benaderen en te vragen of hij vaste medewerker van Vice Versa wilde worden, maar opeens dook hij op als persvoorlichter van Hivos. Inmiddels ben ik wat minder enthousiast over Roman Baatenburg de Jong. Hij is om het minste of het geringste aangebrand en stuurt dan verongelijkte e-mails.

Ook journalistiek heeft dit een averechts effect, want toen we gistermiddag een beslissing moesten nemen over welke van de organisaties we wilden gaan interviewen voor een groot verhaal in het blad, schoof ik Hivos al snel terzijde, louter en alleen vanwege het idee dat ik geen zin had om dit opgewonden standje weer op mijn nek te krijgen.

En gistermiddag moest ik weer even slikken.  Onze verslaggeefster Bente Meindertsma was bij de PSO Innovatie Award geweest en had eveneens aan PSO moeten beloven haar stuk vooraf nog voor controle voor te leggen. En dit terwijl het hier gewoon om een verslag van een bijeenkomst ging, niet om een diepte-interview van twee uur.

Ongelofelijke angst

Maar waarom toch die controle? Waarom die ongelofelijke angst voor iedere vorm van publiciteit, al is het maar op de website van Vice Versa? Waarom zijn ontwikkelingsorganisaties hier strenger en banger in dan de rest van Nederland? Want denk maar niet dat journalisten die persconferenties bezoeken of nieuwsverslagen maken van debatten en symposia in andere sectoren door persvoorlichters worden lastiggevallen met een eisenpakket om hun artikelen vooraf te laten corrigeren.

Ik wil volgende week een aantal  richtlijnen op papier zetten over de omgang van onze redacteuren met persvoorlichters. Zodat onze eigen mensen en ook de persvoorlichters  precies weten wat ons beleid op dit terrein is. Ondertussen moet ik met enige weemoed terugdenken aan hoe het vroeger was bij ontwikkelingsorganisaties. Toen werd de persvoorlichting nog gewoon gedaan door een teruggekeerde ontwikkelingswerker die net tien jaar in het veld had gezeten. Dat waren voorlichters die respect afdwongen bij journalisten met mooie integere en authentieke verhalen over de dagelijkse praktijk van ontwikkelingssamenwerking. Daar hing je bij aan de lippen. Wat een contrast met dat legioen van beroepsvoorlichters van tegenwoordig. Zoals Mary Hopkin het in de jaren zestig al zo mooi zong: those were the days my friend…..

Auteur
Marc Broere

Datum:
19 november 2010
Categorieën:
Tags: