Politici krijgen tot 30 november de kans om vragen te stellen over de kamerbrief van Ben Knapen. Wat vinden zij van het nieuwe beleid en wat zijn de belangrijkste punten waar zij aanmerkingen op hebben? Klaas Dijkhoff (VVD) is blij dat Ben Knapen prioriteiten durft te stellen. ‘De nadruk op gelijkwaardige relaties leidt tot duurzame groei.’

Wat vindt u van de kamerbrief?

‘De inhoud van het rapport is erg zinvol. We moeten keuzes maken en dat doet Ben Knapen goed door te kijken naar de plekken waar wij toegevoegde waarde hebben. We zijn eindelijk af van zielige partnerlanden die op donoren zitten te wachten en richten ons nu op landen die gelijkwaardige gesprekspartners kunnen worden. Dat zal uiteindelijk leiden tot duurzame groei. Het is niet erg dat er bezuinigd wordt op onderwijs, Nederland is zeker niet de enige partner in ontwikkelingssamenwerking en wij hebben op dit terrein weinig toegevoegde waarde.’

Welke amendementen gaat u indienen?

‘Ik pleit tegen de loskoppeling van Sexual and Reproductive Health and Rights (SRHR) en HIV/Aids. HIV/Aids gaat niet alleen over gezondheid, maar ook over de positie en rechten van het individu. Denk daarbij aan homo’s en vrouwen. Ik zet mijn vraagtekens bij bezuinigingen op dat gebied, maar wil wel kijken waar extra geld voor dat thema dan vandaan moet komen.’

Wat wordt uw inzet tijdens de kamerdebatten over ontwikkelingssamenwerking?

‘Ik wil ingaan op de precieze invulling van begrotingssteun. De VVD is daar, net als veel andere partijen, heel kritisch over. Wij vinden dat Ben Knapen daarover nog niet concreet genoeg is geweest. Daarnaast wil ik ook aandacht besteden aan de rol van de maatschappelijke organisaties. Zij moeten toegroeien naar een minder afhankelijke positie, ook in de financiering. Hoe gaat die ontwikkeling er concreet uitzien? Daar wil ik meer duidelijkheid over.’

Wat is uw belangrijkste advies aan Ben Knapen?

‘Ga zo door! Knapen presenteert een duidelijk beleid en zet daarbij een belangrijke eerste stap in de nieuwe richting van ontwikkelingssamenwerking. Hij durft prioriteiten te stellen en dat waardeer ik. Ik zou hem als advies mee willen geven zich niet te braaf op te stellen tegenover de internationale afspraken, zoals de ODA-criteria. Hij mag die criteria wel wat ruimer interpreteren en wij moeten in de toekomst ook proberen de definitie van ODA te verbreden.’