Kamerbrief: Nieuw bilateraal beleid dient Nederlands belang


Het bilaterale kanaal speelt een cruciale rol in het nieuwe Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Hierbij kunnen namelijk bij uitstek ook de belangen van Nederland en van het Nederlandse bedrijfsleven worden gediend. Dat blijkt uit de conceptversie van de Kamerbrief waarover Vice Versa beschikt.

In het concept van de Kamerbrief waarover Vice Versa beschikt staat dat ontwikkelingssamenwerking via het bilaterale kanaal het voordeel heeft dat er maximaal gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse kennis en kunde, in combinatie met een landenspecifieke analyse van de belemmeringen voor groei en armoedevermindering. De bilaterale samenwerking biedt bovendien mogelijkheden voor een politieke dialoog en het ontstaan van een volwassen relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid. Hier ligt een direct Nederlands belang, aldus de brief.  Zo kan uit een ontwikkelingsrelatie een economische relatie groeien die wederzijds profijtelijk is.

Met de beperking van thema’s en partnerlanden wil Nederland een bijdrage leveren aan de voortgang van het proces van donorharmonisatie, zoals ingezet met de overeenkomsten van Parijs en Accra.

Ingrijpende keuzes

Voor de samenwerking van overheid tot overheid zal een beperkt aantal thema’s gelden dat de Nederlandse meerwaarde vertegenwoordigt. In elk partnerland zal die themakeuze worden gekoppeld aan de vraag vanuit het land zelf. Concentratie op een beperkt aantal thema’s houdt in dat partnerlanden voor sommige thema’s bij Nederland terecht kunnen en voor andere thema’s bij andere donoren moeten aankloppen. Het kabinet is ervan overtuigd dat een goed Nederlands aanbod zijn weg vindt naar de specifieke vraag in de partnerlanden, aldus de Kamerbrief.

Naast de themabeperking is er een tweede ingrijpende beleidskeuze. Het aantal partnerlanden zal aanzienlijk worden teruggebracht. Door het aantal partnerlanden te verminderen, is Nederland volgens de brief beter in staat zich te verdiepen in de sociale, culturele, politieke en economische structuren van een land. Het stelt ons in staat de nodige landenkennis in huis te hebben en de beheerslast te beperken.

Terugbrengen in twee stappen

Het terugbrengen van het aantal partnerlanden zal in twee fasen worden doorgevoerd. In eerste instantie wordt een aantal landen geïdentificeerd waar in 2011 wordt begonnen met het beëindigen van de hulprelatie. Het gaat dan om landen waar volgens de Kamerbrief  de Nederlandse meerwaarde gering is, vooral gezien de economische situatie en het relatieve belang van de Nederlandse activiteiten in die landen. In de loop van 2011 zal op basis van een diepgaandere analyse een definitieve selectie worden gemaakt.  Het aantal partnerlanden zal uiteindelijk minimaal met de helft worden teruggebracht, van de huidige 33 tot in elk geval minder dan 16. Voor ieder land wordt een meerjarig plan opgesteld waarin een landenspecifieke strategie wordt opgesteld.

Binnen het bilaterale beleid wordt het beleid tot begrotingssteun herzien. Het gebruik van algemene begrotingssteun aan landen zal drastisch worden verminderd. Sectorale begrotingssteun kan in landenspecifieke gevallen wel een van de hulpinstrumenten zijn, waarbij geldt dat deze gericht moeten zijn op de prioritaire thema’s van het Nederlandse beleid.

Sterke rol Nederlandse bedrijfsleven in bilateraal beleid

Binnen het bilaterale beleid zal het bedrijfsleven meer dan nu het geval is veel sterker worden ingezet. Als geen ander weet het bedrijfsleven volgens de brief waaraan behoefte bestaat om het ondernemingsklimaat te verbeteren.  Bovendien beschikt het over onmisbare investeringsmiddelen en kennis. Juist het bedrijfsleven heeft de vaardigheden om te bepalen wat gezien de marktomstandigheden haalbaar is.  Daartoe zal het dan wel over voldoende lokale kennis moeten beschikken.

Publiek-private partnerschappen (ppp’s) tussen overheid, bedrijfsleven en andere partners zijn volgens de brief effectief gebleken in het bevorderen van duurzame groei en voor het katalyseren van private middelen voor die groei. Inmiddels bestaan er 75 ppp’s waarin het bedrijfsleven actief en met eigen middelen participeert. Het kabinet streeft in de komende jaren naar een strategische uitbreiding en vooral schaalvergroting van deze ppp’s. Nieuwe ppp’s zullen worden vormgegeven aan de hand van de ervaringen met de huidige ppp’s.  Economische levensvatbaarheid op de lange termijn zal hierbij leidraad zijn. Het bedrijfsleveninstrumentarium zal worden gehandhaafd en waar mogelijk gestroomlijnd waarbij Nederland zich zal houden aan de daartoe gangbare Oeso-DAC  praktijk.

De relatie van Buitenlandse Zaken met het bedrijfsleven zal worden verdiept door de inzet van de ambassadeur voor de MDG’s en ppp’s en de Speciaal Adviseur Bedrijfsleven en Ontwikkelingssamenwerking. Over de richting en vormgeving van het beleid zal in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken Landbouw & Innovatie vaker strategisch overleg plaatsvinden met de top van het Nederlandse bedrijfsleven.

Auteur
Marc Broere

Datum:
26 november 2010
Categorieën: