Harry Derksen: Arme mensen en de global common goods


Een Nederlands beleid gericht op duurzaamheid en eerlijkheid

Foto: Freek Visser

Het is zinloos om bedrijven bij de uitvoer van ontwikkelingsprojecten te betrekken. Daar hebben ze de expertise niet voor. Althans, dat vindt Harry Derksen. Het is slechts één van de dingen die de huisstrateeg van ICCO heeft aan te merken op het WRR-rapport. ‘De notie van grote schaarste en uitsluiting van mensen zou aan de basis van een Nederlands beleid van “duurzaamheid en eerlijkheid” dienen te staan’, zegt hij. Derksen vreest dat het belang van global common goods armoedebestrijding in een bijrol manoeuvreert.

De WRR heeft een mooie analyse gemaakt van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en de praktijk van de afgelopen decennia. Op die analyse valt echter nog heel wat af te dingen, zoals bijvoorbeeld Jan Pronk deed in zijn artikel “Ontwikkeling is meer dan modernisering” in Roodkoper (14de jaargang, nr 2, juni2010). Pronk vraagt zich daarin af waarom de WRR voorbij gaat aan de vraag waarom coherentie in het Nederlandse beleid de afgelopen jaren is mislukt. Het ontwikkelings-, handels- en buitenlandbeleid bestonden teveel naast elkaar en werden niet geïntegreerd.

Schaarse grondstoffen

De ontdekking van het belang van de ‘global public goods’ lijkt een nieuwe hype binnen de ontwikkelingssamenwerking, waardoor armoedebestrijding naar de zijlijn gemanoeuvreerd dreigt te worden. Tragisch, als je bedenkt dat juist arme mensen het slachtoffer zijn van de wereldwijde run op steeds schaarser wordende grondstoffen, bossen, water en land. Naast de Westerse landen doen landen als China, India, Vietnam en Brazilië inmiddels volop mee in deze strijd om spaarzame grondstoffen.

Het dilemma van groei versus de zorg voor de global public goods is echter bepaald niet nieuw. In zijn essay  ‘The Tragedy of the Commons’ beschreef Garrett Hardin in 1968 al hoe individuele vrijheid van mensen en landen leidt tot een totale uitputting van de natuurlijke hulpbronnen waar men haar bestaan aan ontleent. Arme mensen die weinig kennis, macht en middelen hebben, kunnen zich nauwelijks verweren tegen de praktijken van nationale en multinationale bedrijven die roofbouw plegen op hun omgeving, tegen overheden die dit wettelijk en juridisch mogelijk maken en tegen een internationaal handelsbeleid dat deze praktijken stimuleert. Een verandering in ons denken over het huidige systeem van productie en consumptie is essentieel om een voor iedereen leefbare wereld te creëren.

Deze notie van grote schaarste en uitsluiting van mensen zou aan de basis van een Nederlands  beleid van ‘duurzaamheid en eerlijkheid’ dienen te staan. Het moet daarvoor positieve en negatieve maatregelen bevatten. Positieve maatregelen om duurzaam en eerlijk beleid van overheden, bedrijven en anderen te stimuleren. Negatieve maatregelen om een einde te maken aan het plegen van roofbouw op mensen en hun omgeving. En een beleid gericht op het weerbaar maken van arme mensen om zich te verzetten tegen deze praktijken.

Naar binnen gericht

Een tweede manco van het rapport van de WRR is haar beperkte vermogen tot creativiteit waar het gaat om oplossingen. Einstein merkte ooit al eens op dat problemen niet opgelost kunnen worden door dezelfde manier van denken als waarmee ze gecreëerd zijn. Er is een tweede orde verandering in ons denken nodig om nieuwe en meer creatieve oplossingen te creëren.

Het huidige systeem van OS is zijn uiterste houdbaarheidsdatum inmiddels ver voorbij. Dat systeem kenmerkt zich door een beperkt aantal spelers dat steeds meer naar elkaar kijkt en afhankelijker is geworden van Haags denken en geld. De energie is naar binnen gericht. Zie de uitputtende concurrentieslag rondom MFS-2 die organisaties achter de rug hebben. Er is veel energie gestoken in gedwongen alliantievormingen met tijdrovende coördinatiemechanismen. Grote en gedetailleerde plannen voor 5 jaar, waarvan de actualiteit in het eerste jaar al is verdampt. Helaas is deze energie niet naar buiten toe gebruikt, waar het eigenlijk wel voor bedoeld is. Het heeft bovendien een aantal belangrijke en vernieuwende spelers, waaronder Solidaridad, buitenspel gezet.

Echt vernieuwende oplossingen creëer je samen met degenen die invloed hebben op de problemen. Er is dus een denk- en ontwikkelproces nodig met creatieve denkers uit het bedrijfsleven, de  financiële wereld, de overheid, milieuorganisaties en de OS-sector. Dus ik zou zeggen: stop deze discussie in de Nederlandse OS-goudvissenkom zo snel mogelijk en start een kleiner maar breder ingezet proces.

Richting van het beleid

Het paradigma van hulp moet veranderen naar een paradigma van investeren langs drie lijnen:

1.Investeer in economische ketens die duurzaam en eerlijk zijn en waarde creëren voor kleine en arme producenten. Steeds meer bedrijven beseffen het strategische belang van duurzaamheid. Niet alleen omdat de klant dat wil, maar ook om een gegarandeerde toevoer van duurzame grondstoffen te behouden. Waar de overheid twee stappen terugzet op dit moment, maakt een aantal bedrijven juist grote stappen vooruit.

2.Investeer in bewegingen van arme mensen die zich verzetten tegen landonteigeningen, schadelijke mijnbouw, grootschalige boskap en die daar duurzame alternatieven op het gebied van landbouw en water en milieu tegenover zetten. Investeer in het oplossen van conflicten die in essentie gaan over de toegang tot land en grondstoffen zoals in het Grote Meren-gebied.

3.Investeer in democratisering en maatschappijopbouw waardoor mensen kunnen participeren in de ontwikkeling van hun land. Kijkend naar het verleden, is dat misschien wel de belangrijkste investering die we hebben kunnen doen. Het steunen van mensen en maatschappelijke organisaties die de dictaturen in Latijns Amerika en het apartheidsbewind in Zuid-Afrika op hun knieën brachten en waaruit leiders als Lula, Mandela, Tutu en vele anderen zijn voortgekomen.

Kanalen

Dat heeft consequenties voor de kanalen waarlangs dit beleid gestalte kan krijgen. Voor het multilaterale kanaal geldt dat alleen de VN-instellingen gesteund kunnen worden die passen bij deze strategische focus en efficiënt en effectief werken. Stimuleer het bedrijfsleven om duurzaamheid en aandacht voor mens en milieu op te nemen in de strategische kern van de bedrijfsvoering. Het heeft geen zin bedrijven te betrekken in het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten, zoals de Hunger Project dat doet. Daar hebben ze geen expertise voor. Maatschappelijke organisaties kunnen drie rollen vervullen:

1. Het ondersteunen van maatschappelijke bewegingen in zuidelijke landen en deze verbinden met maatschappelijke bewegingen in Nederland.

2. Het ondersteunen van kleine producenten om aan te haken bij duurzame systemen.

3.Het ondersteunen van processen van maatschappijopbouw.

Overheid, laat die taak over aan maatschappelijke organisaties in Noord en Zuid. De overheid en ambassades kunnen zich beter toeleggen op het aanbrengen van coherentie van overheidsbeleid, het verbinden van de verschillende spelers en het opzetten van een kenniscentrum op het gebied van duurzaamheid en eerlijkheid. Belangen van de verschillende spelers komen steeds meer samen: bedrijven die duurzaam willen werken; milieuorganisaties die letten op de gevolgen van productie en handel op het milieu; ontwikkelingsorganisaties die arme mensen deel willen laten nemen aan economische, sociale en politieke processen. Het is de komende tijd vooral interessant om te investeren in meer hybride vormen van samenwerking tussen deze verschillende spelers.

Landen

De aanbeveling van de WRR om het aantal landen waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft te beperken tot 10 landen kan goed begrepen worden vanuit de gedachte van slagkracht en effectiviteit. Toch is het niet verstandig. Aandacht voor de global public goods vereist samenwerking met landen en geen eenzijdige hulprelatie. Het vereist bovendien een regionale en mondiale samenwerking waarbij het aantal landen van minder  belang is. Wel kan ik me een focus voorstellen op een beperkt aantal regio’s en landen waar grote conflicten rond grondstoffen en land een rol spelen. Daarnaast kunnen allianties gevormd worden met andere landen zoals Brazilië, dat nu zelf armoedebestrijding in Latijns Amerika en Afrika tot beleid heeft gemaakt. Laten we onze goede relatie met dat land, mede dank zij onze jarenlange inzet voor ontwikkeling daar, gebruiken om samen op te trekken.

Vormen en Voorwaarden

Om een dergelijk beleid uit te kunnen voeren zijn een paar zaken echt nodig. Allereerst: durf te investeren in zaken waarvan je vooraf niet weet of ze gaan lukken. Het is niet erg om fouten te maken. Het is veel erger om ze te ontlopen of er niets van te leren. Daar hoort bij dat je open communiceert over wat we wel en niet kunnen veranderen, wat er wel en niet is gelukt. De pretentie dat de OS-sector de armoede wel even de wereld uit kan helpen, moeten we loslaten. Alleen dat kan de geloofwaardigheid in onze projecten en instituties terugbrengen.

Laten we ook ophouden met het huidige resultatenfundamentalisme dat de sector zo beheerst. Het zoeken naar de tastbare en meetbare bewijzen van onze resultaten is als het zoeken naar de heilige graal. Het levert eindeloos veel regels en papier op en weinig bewijzen. Het doet denken aan het instrumentenpaneel van een Boeing 747, die we in onze bescheiden Volkswagen Kever hebben ingebouwd. Laten we onze blik weer op de weg voor ons richten en zorgen dat burgers en bedrijven zich met ons willen verbinden.

Het moet weer spannend worden om te volgen wat er ondernomen wordt, wat mislukt en wat lukt. Dan is Nederland pas weer gidsland!

Dit artikel is geschreven door Harry Derksen (ICCO)