
Reactie Prinsjesdag: ‘Verhagen staat pal voor ambassades, niet voor ontwikkelingssamenwerking’
De begroting van Buitenlandse Zaken die tijdens Prinsjesdag werd gepresenteerd is volgens Paul Hoebink, bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit Nijmegen ‘vlak en beleidloos’. ‘Er wordt gewacht op een nieuw kabinet voor verdere maatregelen.’ Maar waar minister Verhagen in de begroting pal gaat staan voor behoud van het postennetwerk (de ambassades), kan dat voor de begroting van ontwikkelingssamenwerking niet gezegd worden, aldus Hoebink.
De begroting die gepresenteerd is door het demissionair kabinet is vooral een voortzetting van het beleid van de afgelopen drie jaar. Toch vallen enkele inhoudelijke passages op. Zo stelt Verhagen onder meer dat ‘voor het geïntegreerde buitenlands beleid, het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen een essentieel instrument is.’ Hoebink: ‘Deze passage over de ambassades en consulaten van Nederland is een van de sterkste van de begroting. Het lijkt er op dat de minister eventuele bezuinigingen van het nieuwe kabinet hiermee wil afwenden’. De rekening kan dan wellicht bij ontwikkelingssamenwerking komen te liggen.
In de begroting valt daarnaast op dat er meer geld gegeven wordt aan armoedebestrijding en minder aan het lager onderwijs. Hoebink wijst op de ‘motie Hessing’ die eist van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat hij 20 procent van de Nederlandse bilaterale hulp in het basisonderwijs moet investeren. Hoebink: ‘Dus hoewel het totale budget voor onderwijs toeneemt in deze begroting (de steun voor het hoger en lager onderwijs bij elkaar op geteld), weet ik niet of de Tweede Kamer wel genoegen zal nemen met deze verdeling van het onderwijsbudget.’ Wat de hoogleraar verder opvalt is dat er maar weinig extra geld aan bilaterale hulp wordt gegeven en juist meer aan het multilaterale kanaal. De multilaterale banken kunnen rekenen op 286 miljoen meer in 2011 ten opzichte van 2010. Hoebink: ‘Dit bedrag wordt grotendeels verklaard door een uitgave aan IDA, het ‘zachteleningenloket’ van de Wereldbank. De bijdrage hieraan is gestegen, maar in 2010 is een deel van dit bedrag niet betaald en nu naar de begroting van 2011 geschoven.’
De verdeling van het geld over de landen waar Nederland een hulprelatie mee heeft verandert eveneens. Zo krijgt Rwanda fors meer geld (in totaal bedraagt de hulp aan het land nu ruim 44 miljoen). Hoebink: ‘De landen waarmee we werken aan een versnelde realisatie van de millenniumdoelen kunnen vrijwel allemaal op dezelfde steun blijven rekenen, wel krijgen Ethiopië en Bangladesh minder geld.’ Verder valt op dat de hulp aan Suriname verder wordt afgebouwd.
Hoewel de begroting dus weinig nieuw beleid oplevert, is de hoogleraar tevreden over de plannen voor de uitgave van het budget voor noodhulp. Op het budget voor noodhulp wordt weliswaar 1,5 miljoen structureel bezuinigd, maar het ministerie wil eveneens dat het overige deel van het budget voor 75 procent in het eerste deel van het jaar wordt uitgeven. Dit zou dan vooral ten goede moeten komen aan de coördinatie van de noodhulp. Hoebink: ‘We weten allemaal dat noodhulp op dit moment echt chaos is. De hulp zou veel meer op Europees niveau en via de VN geregeld moeten worden. Dat in deze coördinatie nu fors geïnvesteerd gaat worden is positief.’