‘Met onjuiste onheilsboodschappen komen we niet verder’

In zijn laatste bijdrage op de website van Vice Versa concludeert Wiet Janssen dat hulp een negatief effect heeft op de Afrikaanse economie. ‘Een onjuiste onheilsboodschap’, schrijft Rolph van der Hoeven, hoogleraar Ontwikkelingseconomie aan het ISS.

‘Ontwikkelingshulp heeft een negatief effect op economische groei.’ Dit is de alarmerende kop boven het laatste artikel van Wiet Janssen voor Vice Versa. Wel even schrikken natuurlijk, maar als je verder leest, blijkt deze titel een veeltrapsraket te zijn. Nee, het gaat niet om alle ontwikkelingshulp, het gaat om ontwikkelingshulp aan Afrika en omdat Afrika zo’n laag inkomen per hoofd heeft, is de hulp als percentage van het inkomen per hoofd hoger dan elders.

Daar wringt volgens Janssen de schoen. Omdat hulp aan Afrika (ten opzichte van het nationaal product) groot is, kan volgens zijn uitleg Dutch Disease ontstaan. Hierdoor vertraagt de ontwikkeling van de industrie en andere exportsectoren en daardoor ook de groei van het nationaal product.

Dit is momenteel natuurlijk koren op de molen van de de onderhandelaars voor een rechtse Nederlandse regering. Geen ontwikkelingshulp meer naar Africa en toch verbetering? Twee vliegen in een klap voor Wilders en die hem gedogen. Janssen heeft gelijk als hij zegt dat een te hoge wisselkoers ontwikkeling kan belemmeren. Niet voor niets wordt China het vuur na aan de schenen gelegd omdat het een te lage wisselkoers zou hebben. Jammer genoeg voor de onderhandelaars valt er gelukkig veel af te dingen op Janssens betoog.

Gemiddelde uitkomst, absolute uitspraak

Janssens aanname is dat grotere hulp altijd zou leiden tot en hogere wisselkoers. Dit is een oud debat dat iedere student ontwikkelingseconomie kent. Het antwoord na vele studies is dat het allemaal wel mee valt. Grotere hulp kan een opwaarts effect voor de wisselkoers hebben, maar dat is geen noodzakelijkheid. In de literatuur zijn daar van vele voorbeelden te vinden. Hulp om de aanbodkant van de economie te vergroten (infrastructuur, scholen, etc.) kan de opwaarste druk op de wisselkoers ongedaan maken. Met een juiste politiek kan het Dutch Disease-effect vermeden worden.[1]

Janssens voornaamste bewijsmateriaal is een al wat oudere cross country study van IMF-economen, waarin op basis van regressieanalyse geconcludeerd wordt dat er gemiddeld  inderdaad een  hulp-groei effect is. Janssen gaat dan echter in de fout als hij op basis van een gemiddelde uitkomst een absolute uitspraak doet: ‘Weg met hulp, of althans een deel daarvan, omdat het in het verleden gemiddeld niet gewerkt heeft.’

Maar er zijn landen waar het wel heeft gewerkt. Het zou dus beter zijn om na te gaan waarom het in die landen wel goed is gegaan en op basis daarvan vervolgens politieke uitspraken te doen. Zo heeft Ghana goed weten om te gaan met de grote stroom buitenlandse valuta en hebben Mauritius en Botwswana hun buitenlandse exportopbrengsten goed weten te gebruiken om zich te ontwikkelen.

Een saillant detail is dat de auteurs van deze studie, waarop Janssen zijn aanval op hulp aan Afrika baseert, hun resultaten in dezelfde richting relativeren. Ook zij erkennen dat negatieve aspecten niet onvermijdelijk zijn, maar dat het ook anders kan. Ze suggereren dus niet, zoals Janssen doet, dat we de hulp moeten stoppen of inperken.[2]

Onjuiste onheilsboodschap

Om terug te keren naar de discussie over de overgewaardeerde wisselkoers: dit is vaak eerder een gevolg van verkeerde economische politiek dan van massale hulp. Juist omdat veel Afrikaanse landen zo onderontwikkeld zijn en een relatief kleine economie hebben, moet van alles geïmporteerd worden, van eenvoudige consumptieartikelen en boeken, tot medicijnen en investeringsgoederen.

Een verlaging van de wisselkoers, die automatisch de geïmporteerde  goederen duurder maakt in de locale munteenheid, wordt dus vaak door veel sociaal-economische groepen tegengegaan, omdat het meteen een daling van reëel inkomen of vermindering van consumptie met zich mee brengt. We worden dus geconfronteerd met een politiek probleem, vaak als gevolg van een sociaal systeem waarin overleg en lange termijn-politiek niet goed functioneren. Als Janssen had geschreven hoe we daar op kunnen inspelen, waren we misschien wat verder gekomen. Onjuiste onheilsboodschappen doen dat niet!


[1] Barder,O, 2006, A Policymakers’ Guide to Dutch Disease ,What is Dutch Disease , and is it a problem ? Working paper 91  Centre for Global Development , Washington , July

[2] ‘Because of the ambiguities in the theory, our evidence does not suggest that the adverse effects of aid on competiveness are inevitable, only that the adverse effects have been the historical experience. From a research perspective it is perhaps more fruitful now to move beyond the inconclusive debate of whether aid is effective and focus on specific ways it can be made to work better , by understanding the reasons that might impair or enhance its effectiveness’. R.C. Rajan, A Subramanian, 2005, What undermines aid’s impact on growth? NBER working paper 11657; Washington P.32

Auteur
Vice Versa

Datum:
14 september 2010
Categorieën: