
Geheime successen houden management dom
Ontwikkelingswerkers hebben vaak stiekem een andere kijk op ontwikkelingshulp dan hun werkgevers, blijkt uit een onderzoek van de Universiteit van Sussex. Om projecten te laten slagen en de baas tevreden te houden, zien ze zich gedwongen tot valse rapportage.
Tekst: Jaap Meijers
De ontwikkelingssector houdt van termen als ‘basisbehoeften’, ‘gender’, ‘rechten’ en ‘resultaten’, die duidelijk moeten maken wat problemen en oplossingen zijn. Onderzoeker Rosalind Eyben van de universiteit van Sussex noemt dat ‘substantialisme’: een visie waarbij de wereld bestaat uit vooraf gedefinieerde entiteiten, en waarbij de relaties tussen die entiteiten niet zo belangrijk zijn. In het wetenschappelijke tijdschrift European Journal of Development Research schrijft Eyben dat veel ontwikkelingswerkers er echter heimelijk een andere opvatting op nahouden.
Het dagelijkse werk van ontwikkelingswerkers is namelijk helemaal niet zo overzichtelijk. De werkelijkheid dwingt hen om verder te kijken dan het gebruikelijke oorzaak-gevolg-denken. Eyben zelf bijvoorbeeld werkte eerder voor het Britse ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Hoewel het doel was om hulp kosten-effectief uit te voeren, koos ze er toch voor om twee organisaties met hetzelfde doel te financieren. Samenwerken tussen de twee zou niet goed werken, maar elk had een andere, waardevolle aanpak. Zo werkt het vaak: om hun projecten te laten slagen, houden de veldwerkers rekening met de relaties en interacties tussen actoren.
Eyben onthult dat ze die ‘relationalistische’ aanpak vaak verborgen houden voor hun baas. Als ze moeten rapporteren, pakken de ontwikkelingswerkers de beleidsplannen van thuis er weer bij om verslag te doen volgens de substantialistische visie van hun organisatie. Daardoor blijven juist de meest succesvolle initiatieven verborgen, stelt Eyen: ‘Een stafmedewerker vertelde me dat veel van de meest effectieve interventies van haar organisatie op het gebied van gender-gelijkheid niet werden gerapporteerd, omdat die investeerden in relaties en niet in het soort uitkomsten die in de logframes ofwel logical frameworks stonden.’
Door relationalistisch te werk te gaan maar dat niet naar buiten te brengen, houden de ontwikkelingswerkers wel iedereen tevreden. De mensen in het veld rapporteren tenslotte op zo’n manier dat het lijkt alsof de substantialistische aanpak werkt. Daardoor kunnen de instituties volhouden dat resultaatgericht management werkt.
Rosalind Eyben stelt zelfs dat ze op die manier de hele ontwikkelingssamenwerking overeind houden. Als de belastingbetaler zou weten hoe ingewikkeld en rommelig internationale hulp werkelijk is, zou hij misschien weigeren om er nog langer geld in te steken, denkt Eyben. Daarom moeten de medewerkers wat haar betreft steun blijven krijgen van hun managers om ‘het systeem zo dwars te blijven zitten dat het blijft werken’.