Ontwikkelingssector heeft weinig plek voor jong talent

Het vergroten van de kansen voor starters op de arbeidsmarkt staat bij ontwikkelingsorganisaties niet hoog op de agenda. Dat blijkt uit een onderzoek van Vice Versa, het vakblad over ontwikkelingssamenwerking.

Vice Versa onderzocht 12 ontwikkelingsorganisaties en keek naar de leeftijdsopbouw en de carrièremogelijkheden voor jongeren. Uit het onderzoek blijkt dat er in de ontwikkelingssector steeds meer bezuinigd wordt op het intreden van starters en het aanbod van specifieke opleidingen en loopbaantrajecten voor jonge medewerkers. Zo gaat Oxfam Novib een programma voor recent afgestudeerde hoger opgeleiden niet uitvoeren ‘vanwege de teruggang van subsidie die we tegemoet gaan’. Plan Nederland is gestopt met het aannemen van ‘trainees’ die de postdoctorale master aan Centrum voor Internationale Ontwikkelingsvraagstukken -CIDIN doorlopen. En ook bij Hivos heeft nieuw bloed geen prioriteit. ‘Dit is geen goed moment om de discussie aan te zwengelen over de kansen van starters’, zegt Joyce Kuis, hoofd interne zaken van Hivos.  Ze bestempelt investeren in carrièrekansen voor veelbelovende starters als ‘franje’. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat de directies van ontwikkelingsorganisaties bolwerken van vijftigers zijn. ICCO en Hivos hebben met een gemiddelde leeftijd van 55,5 en 56 de oudste directies, International Child Support met 45 de jongste.

Voor jongeren wordt het steeds moeilijker om een baan binnen de hulpsector te vinden omdat ze over te weinig praktijkervaring in ontwikkelingslanden zelf beschikken. Maar de mogelijkheden om die praktijkervaring op te doen worden steeds kleiner. Gemma Crijns, oud-directeur van het Neyenrode Instituut voor Bedrijfsethiek, is verontrust door de uitkomsten van het onderzoek en noemt de ontwikkelingssector ‘behoorlijk kortzichtig’. Ze stelt: ‘Niet alle kennis komt uit ervaring, echt niet. In tegenstelling tot mijn generatie zien jongeren wat nieuwe ontwikkelingen kunnen betekenen. Zij stellen de juiste vragen binnen de organisaties en zijn met hun kennis up-to-date. Het argument dat organisaties gebruiken past bij de ontwikkelingssamenwerking van 25 of 30 jaar geleden.’

Crijns zegt dat ontwikkelingorganisaties impliciet aangeven dat de kwaliteit van hun werk achteruit gaat als ze jongeren aannemen en in hen investeren. ‘Dat vind ik een zwaktebod en bovendien beledigend naar jongeren. De ontwikkelingssector heeft haar mond vol over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar hoort in mijn ogen ook heel duidelijk bij dat je jongeren een kans geeft op de arbeidsmarkt.’

Zelf denken jongeren dat hun kennis en inbreng voor de broodnodige vernieuwing van de ontwikkelingssector kan zorgen. ‘Wij zijn geboren in de jaren zeventig en tachtig’, zegt Bart Veenstra (29) van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. ‘Wij kijken logischerwijze anders tegen ontwikkelingssamenwerking aan dan eerdere generaties. Omdat wij met de huidige technologie zijn opgegroeid, zijn we misschien ook wel degenen die het beste antwoord hebben op de problemen van vandaag.’

‘De oudere generatie is meer vanuit een ideologie bezig met ontwikkelingssamenwerking’, stelt ook Sander Laban (28) van brancheorganisatie Partos. ‘Wij geloven wel in het ideaal maar de weg er naartoe is nog open. Daarom reageren we ook minder snel aangevallen als kritiek op de sector komt.’   

In het nummer doen twee doorgebroken exponenten van de nieuwe generatie ontwikkelingswerkers, Anna Chojnacka (1%CLUB) en Eelco Fortuijn (Goede Waar & Co), een aantal concrete voorstellen voor vernieuwende initiatieven in de sector.  Ze stellen dat veel meer informatie in de ontwikkelingssamenwerking vrij beschikbaar moet komen. Medewerkers van ontwikkelingsorganisaties moeten daarbij veel meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheden krijgen, stelt Chojnacka. ‘Ze hebben ontzettend veel kennis in huis en kunnen een veel belangrijkere rol spelen dan ze nu doen. Je hoeft geen directeur te zijn om leider te zijn binnen je organisatie. Het zou een goede verbetering zijn als organisaties hun data beschikbaar zouden stellen. Als je zoiets op de juiste manier inzet, is dat goed voor ontwikkelingslanden: je weet dan met een druk op de knop welke organisatie met welke projecten bezig is en wat er drie straten verderop gebeurt. Wat zou er mooier zijn dan gebruik te kunnen maken van alle expertise en middelen van buiten de organisatie.’

Bij deze Vice Versa is eveneens een speciale startersbijlage verschenen met praktische tips en adviezen om ambitieuze jongeren te helpen tóch een baan in de ontwikkelingssamenwerking te vinden.

Auteur
Marc Broere

Datum:
04 augustus 2010
Categorieën: