
Rijke landen geven meer landbouwsubsidie
Landbouwsteun voor boeren in rijke landen is in 2009 gestegen. Dat stelt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in het rapport ‘Agricultural Policies in OECD Countries: At a Glance 2010’. Landbouwsubsidies verstoren de concurrentie met boeren in ontwikkelingslanden die het zonder steun moeten doen.
De productiesteun aan producenten in de OESO-landen (een samenwerkingsverband van 34 vooral rijke landen) wordt in 2009 geraamd op 252 miljard dollar. De OESO hanteert hiervoor de PSE-raming (Producer Support Estimate). Door de stijging komt de steun uit op 22% van de totale bruto inkomsten van de landbouwproducenten in de OESO-regio. De stijging van de subsidie doorbreekt de dalende trend die sinds 2004 was ingezet.
Oorzaak van de stijging van de steun is volgens het rapport de dalende prijzen op de wereldmarkt voor landbouwproducten, waardoor landen kiezen het gemis in inkomsten van hun producenten aan te vullen. Veel subsidies zijn gebonden en zullen dus stijgen wanneer prijzen op de wereldmarkt dalen. Ook de economische crisis speelt een rol omdat overheden hun producenten willen beschermen voor het gebrek aan vraag. In de Europese Unie steeg de PSE van 22 naar 24 procent.
De stijging wijst erop dat veel van de handelsverstorende subsidies in bijvoorbeeld de Europese Unie maar ook in rijke landen als de VS niet of nauwelijks zijn teruggedrongen. Het rapport concludeert dat het grootste deel van de stijging van de subsidie is toe te schrijven aan beleid dat al voor de crisis werd gevoerd. De OESO wil dat landen hun landbouwsteun terugdringen om schommelingen in wereldmarktprijzen te voorkomen. Ken Ash, directeur Handel en Landbouw van de OESO stelt dat ’transparantie en openheid van de markten kunnen zorgen voor minder schommelingen in prijsniveaus.’