‘Overheid moet kiezen voor armoedebestrijding naar de armste en meest uitgesloten groepen’

Naar aanleiding van de bezuinigingsvoorstellen van de werkgroep Internationale Samenwerking vandaag de reactie van Jessica van Bossum, manager Internationale Samenwerking bij SOS Kinderdorpen. ‘Het is een zorg dat particuliere organisaties heel erg met hun eigen behoud bezig zijn.’

SOS Kinderdorpen is één van de organisaties die worden genoemd in de eerste bezuinigingsvariant (brede agenda: mondiale uitdagingen en coherentie). In deze variant ligt de focus op het verminderen van armoede-effecten van mondiale uitdagingen. Dit betekent dat basisonderwijs, mensenrechten, gezondheidszorg, draagvlakversterking, gender, cultuur en stedelijke ontwikkeling niet meer tot de prioriteiten van het Nederlandse OS-beleid behoren. Particuliere organisaties die op deze terreinen werkzaam zijn, moeten rekening houden met een bezuiniging van 75 procent op hun kanaal.

‘Wij zijn waarschijnlijk één van de organisaties die het minst geraakt zullen worden door welk voorstel van deze commissie dan ook’, vertelt Jessica van Bossum. SOS Kinderdorpen is nu voor minder dan vijf procent afhankelijk van overheidsgeld. Als de alliantie Together4Change (International Child Support) het aangevraagde geld voor MFS II toegekend krijgt, dan stijgt dit percentage naar iets boven de tien procent. De bezuinigingsvoorstellen spelen op dit moment bij SOS Kinderdorpen dan ook geen grote rol. Van Bossum: ‘Als de overheidssteun wegvalt, dan hebben we nog tot 2016 voldoende tijd om met andere scenario’s voor onze fondsenwerving te komen. Maar het is natuurlijk wel zo dat we de politieke ontwikkelingen en de mogelijke effecten op MFS II zorgvuldig volgen. Dat is voor ons zeer relevant.’

Wat was jullie indruk van de bezuinigingsvoorstellen?

‘Overal gaat het over het accepteren van het feit dat Nederland een minder toonaangevende rol zal spelen en dat er minder effect behaald zal worden met al die voorstellen op het gebied van armoedebestrijding. Dat is een keuze. Dat is natuurlijk geen keuze waar wij blij mee zijn. Ook zie je dat de werkgroep een duidelijke keuze maakt voor het soort kanaal dat je inzet (multilaterale, bilaterale of particuliere kanaal). Maar als er eenduidig op een bepaalde richting of kanaal wordt gericht, dan is dit toch een verarming van het ontwikkelingssamenwerkingbeleid.’

Ziet u een link met het WRR rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’?

‘De eerste varianten lijken heel erg geënt te zijn op het WRR rapport, door de nadruk op groei en economische ontwikkeling. In tegenstelling tot de bezuinigingsvoorstellen, wordt er in het WRR rapport duidelijk gesproken over het aanpassen van de aanpak en beslissingen op basis van de context. Al je deze vijf varianten ziet, dan worden er mijns inziens toch duidelijke en eenduidige keuzes gemaakt. Daar is het ontwikkelingsveld echter te complex voor, omdat allemaal in één variant te vatten.’

Als u moet kiezen tussen de vijf varianten, welke heeft dan uw voorkeur?

‘Voor ons zou het gaan om het voorstel waarbij er de minste vermindering is op de armoedebestrijding. Dat zou toch de derde variant zijn, waarbij de focus wel blijft op directe armoedebestrijding en waar de keuze ook duidelijk gaat naar de armste en meest uitgesloten groepen. Dat zijn ook de groepen waarvan wij geloven dat zij de meeste ondersteuning nodig hebben. Bovendien, door de overheidsfinanciering voor het particuliere kanaal zijn er veel resultaten geboekt. We hebben veel kennis opgebouwd, Nederland loopt daarin voorop. Snijden in het particuliere kanaal is het kind met het badwater weggooien.’

Elke organisatie zal pleiten voor een variant waarin haar eigen behoud en doelstellingen worden gewaarborgd. Denkt u dat het particuliere kanaal in staat is om verder te kijken dan haar eigen belangen?

‘Wij spreken niet voor ons eigen financiële organisatiebelang, maar vanuit het belang van de doelgroep, de meest kwetsbaren in de wereld. De link met de politiek is bij ons veel minder groot. Maar het is natuurlijk wel een zorg dat organisaties heel erg met hun eigen behoud bezig zijn. Wat dat betreft zijn wij ook zeer te spreken over MFS II en het feit dat demissionair minister Koenders de hulpsector open heeft willen breken. Want ik denk dat het heel goed is dat organisaties beseffen dat het geen automatisch recht is dat ze financiering van de overheid krijgen.’

Waar kunnen particuliere organisaties aan werken?

‘Met MFS II wordt er meer gestuurd op efficiëntie en doelmatigheid. Het is helemaal niet slecht dat hier over gesproken wordt. Voor organisaties die altijd over veel subsidie hebben kunnen beschikken, vergt dit wel een omslag. Dat zit bijvoorbeeld in het uitzenden van mensen, in het werken met consultants en in de overheadkosten. Ik denk dat het heel goed mogelijk is dat particuliere organisaties sturen op de eigen processen en de eigen doelmatigheid. Inhoudelijk wordt het wel een complexere discussie, omdat met ontwikkelingssamenwerking de resultaten niet van te voren vaststaan. De situatie is niet maakbaar. Als je uitgaat van de capaciteiten van mensen zelf, de complexiteit van de verandering in de gebieden waar je werkt en de mensen waar je mee werkt, dan kun je simpelweg niet zeggen dat je bij A begint en over vijf jaar bij B eindigt.’

Tot slot, hoe kijken jullie tegen de politieke ontwikkelingen aan?

‘Dat baart zorgen. Ontwikkelingssamenwerking is toch een onderwerp geworden waar veel om te doen is geweest en waar politieke partijen zich nu ook op willen profileren. Een aantal politieke partijen hebben een extreem standpunt, waardoor andere partijen ook gedwongen worden om met een reactie te komen. Hierdoor wordt het toch wel een groter onderwerp dan het in het verleden geweest is. Bovendien is het nu een spannende periode, omdat de subsidie aan het particuliere kanaal voor de komende vijf jaar moet worden verdeeld. Niemand weet precies of er nog een spaak in het wiel gestoken kan worden door de politiek.’

Dit interview is naar aanleiding van het artikel: ‘Ontwikkelingssector wordt hard getroffen door bezuinigingsvoorstellen’. Lees ook de reactie van Jan Donner (KIT), en Save the Children en de Wageningen Universiteit.