
MFS: Practice what you preach
Het MFS-systeem lijkt verdacht veel op man slaat vrouw, vrouw slaat kind en kind schopt poes. Dit betoogt Janneke Juffermans in haar nieuwe opiniestuk. Tijd voor een andere wind die uitgaat van inclusiviteit in plaats van exclusiviteit.
In de tijd dat ik bij ICCO werkte, dat was onder andere tijdens de vorige aanvraag voor financiering van de overheid, had ik er al mijn bedenkingen bij. Tegen het einde van het jaar werd met man en macht gewerkt om alle projectverslagen af te ronden en projecten die moesten worden afgesloten af te sluiten. Dit alles om maar aan de overheid te kunnen aantonen dat inderdaad het werk was geleverd voor de ontvangen subsidie. Enkele maanden later ontstond de stress voor de indiening van een plan om opnieuw subsidie te mogen ontvangen. Men verzuchtte dat de eisen zo streng en ondoorzichtig waren en de opluchting was groot toen de aangevraagde subsidie inderdaad in grote mate ontvangen werd.
Ik dacht: dit lijkt verdacht veel op man slaat vrouw, vrouw slaat kind en kind schopt poes. De getrapte afhankelijkheid van geld met bovenaan de machtsverhoudingen de Nederlandse overheid en onderaan de lokale burger in een ontwikkelingsland. Die met dit systeem steun krijgt om op eigen benen en zelfvoorzienend zijn leven te gaan leiden. Maar hoe kan dit ooit waarachtig en succesvol zijn als de machtsverhoudingen al in het systeem zelf verdisconteerd zijn?
Uit de huidige subsidieverdeling blijkt dat het systeem bovendien discriminerend werkt. Het is een westers systeem en vermindert de kansen van kleinere en daarmee armere organisaties. Zij kunnen geen marketingdeskundige inhuren om een goed plan voor hen te schrijven en vallen om deze reden misschien buiten de boot. En, hoewel een van de doelstellingen van deze ronde het betrekken van migrantenorganisaties was, zijn de regels zo opgesteld dat ook zij achter het net vissen. Want zij kunnen vaak niet voldoen aan de basis- en organisatie-eisen die het systeem stelt aan alle leden van een alliantie. Gevolg: grote organisaties durven het risico niet aan om met hen een alliantie aan te gaan en welgeteld één migrantenorganisatie is door de eerste ronde. Een migrantenorganisatie is bovendien én minder groot en welvarend dan een van de grote organisaties én moet een culturele vertaalslag kunnen maken. Een dubbele achterstand dus.
Al deze zaken passen toch helemaal niet bij het gedachtegoed van ontwikkelingssamenwerking? Waarin het betrekken van achtergestelde en gelijke kansen de doelstellingen zijn. Dat zou ook in het systeem van financiering terug te vinden moeten zijn.
Ik pleit voor criteria waar iedereen in principe aan kan voldoen, met de middelen die een organisatie heeft. De beoordeling zou niet alleen gebaseerd moeten zijn op het schrijven van een plan, maar op meerdere zaken zoals het draagvlak binnen de Nederlandse samenleving, en de effectiviteit, het nut en de relevantie van het werk. Achter het MFS stelsel zou een gedachte van inclusiviteit moeten zitten en die is nu in de uitwerking ervan nauwelijks terug te vinden.
Dit is een paradoxale manier om ontwikkelingssamenwerking te financieren. Hopelijk wordt in de toekomst door verschillende ontwikkelingen binnen de sector die buiten de invloedssfeer van de overheid, zoals particuliere initiatieven en sociale investeringen, deze machtsverhouding minder en waait er een frisse en onafhankelijkere wind door de wereld van ontwikkelingssamenwerking.