Ontwikkelingssector wordt hard getroffen in bezuinigingsvoorstellen

De Tweede Kamer staat voor ‘fundamentele keuzes voor de toekomst’ om zo de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Om de politieke partijen te helpen bij het maken van deze keuzes heeft de Tweede Kamer op 1 april twintig heroverwegingsrapporten aangeboden gekregen van diverse werkgroepen. Geen enkel beleidsthema is taboe, ook ontwikkelingssamenwerking niet. De vijf verschillende bezuinigingsvoorstellen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor de sector. Vice Versa zet ze voor u op een rijtje.

Vijf voorstellen
De werkgroep Internationale Solidariteit heeft vijf varianten uitgewerkt voor bezuinigingen op het budget van ontwikkelingssamenwerking. Eén daarvan moet leiden tot een besparing van 20 procent op de uitgaven. In het rapport is gekeken naar het budget van HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking, een aparte budgettaire constructie binnen de rijksbegroting), ODA (official development assistance) uitgaven en non-ODA uitgaven op het gebied van klimaat, vredesoperaties, (vrijwillige) bijdragen aan internationale organisaties en de kosten van het buitenlandse postennetwerk. Er wordt tevens gekeken naar het internationale economische beleid en het beleid gericht op mensenrechten, internationale rechtsorde, veiligheid en stabiliteit, versterkte Europese samenwerking, cultuur en de non-ODA kosten van het apparaat in Den Haag. Alle voorgestelde bezuinigingen zouden vanaf 2012 kunnen worden uitgevoerd.

Ontwikkelingssamenwerking nu

Het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking heeft vier doelen. Ten eerste veiligheid en ontwikkeling, met een focus op fragiele staten. Het tweede doel is groei en verdeling; een eerlijker mondiaal handelssysteem, evenwichtiger groeibeleid en een focus op productieve sectoren. Het derde doel is om millenniumdoelen (MDG) met een achterstand aan te pakken. Nederland richt zich hierbij op de gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes (MDG3) en het verbeteren van de gezondheid van moeders (MDG5). Het vierde doel omvat het klimaat en energie.

Op dit moment heeft Nederland veertig partnerlanden. Deze veertig partnerlanden zijn nu verdeeld in drie categorieën: versnelde MDG-bereiking (17 landen), veiligheid en ontwikkeling (12 landen) en brede partnerlanden (11 landen). In de komende jaren worden dit er overigens zeven minder, omdat het bilaterale partnerschap met Bosnië-Herzegovina, Eritrea, Sri Lanka, Albanië, Armenië, Kaapverdië en Macedonië wordt afgebouwd. Minister Koenders heeft tijdens zijn regeerperiode ook andere spelers bij ontwikkelingssamenwerking betrokken, zoals het bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en andere ministeries, om zo de ‘mondiale uitdagingen van de wereldwijde publieke goederen’ aan te pakken. Hierdoor nam ook het belang van het multilaterale kanaal toe. Het nieuwe medefinancierings-stelsel (MFSII) zorgde er bovendien voor dat ook de financiering van het particuliere kanaal op de schop ging (zie ook het artikel van Evelijne Bruning, . Bovendien staat Nederland met 0,8% van het BNP voor official development assistance (waarvan 0,1 procent voor milieu, natuur en water) op de zesde plaats van grootste donoren, na de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Japan.

Ontwikkelingssamenwerking in de toekomst

Wat blijft er van ontwikkelingssamenwerking over na de mogelijke bezuinigingen? In het rapport zijn vijf mogelijke scenario’s uitgewerkt. In alle voorstellen wordt ontwikkelingshulp beperkt tot twee á drie sectoren of thema’s per land. Doordat de uitgaven voor MSF-II en SNV vastliggen tot 2015, worden andere particuliere organisaties harder getroffen.

I. Mondiale uitdagingen

In de eerste variant ‘Brede Agenda’ staan de mondiale uitdagingen en coherentie centraal. Het doel van ontwikkelingssamenwerking in deze vorm is het verminderen van de armoede-effecten van deze mondiale uitdagingen. Er zal meer gebruik worden gemaakt van het multilaterale kanaal. De bezuiniging op dit kanaal blijft daardoor relatief beperkt (45 miljoen euro). Het aantal partnerlanden zal worden beperkt tot 24 en er zal 55 procent bezuinigd worden in het bilaterale kanaal op niet-primaire sectoren. Dit betekent dat er minder geld beschikbaar is voor basisonderwijs, mensenrechten, gezondheidszorg, mensenrechten, draagvlakversterking, gender, cultuur en stedelijke ontwikkeling. HIV/aids en de reproductieve gezondheidszorg horen hier overigens niet bij. Dit heeft ook gevolgen voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s), omdat er maar liefst 75 procent zal moeten worden bezuinigd op het particuliere kanaal. Het MDG-3 fonds, SOS-kinderdorpen, Save the Children en VSO Nederland zullen daardoor minder budget krijgen van de Nederlandse overheid.

II. Economische ontwikkeling

Een totaal andere benadering van ontwikkelingssamenwerking is het tweede voorstel van de commissie, ‘Inkomensgroei’, waarin de groei van werkgelegenheid en inkomen als doel wordt gesteld. Het multilaterale kanaal speelt hierbij een kleinere rol. Het budget voor GAVI (Global Alliance for Vaccines and Immunisation) en GFTAM (Global Fund Tubercolosis, Aids and Malaria) wordt dan ook met 75 procent verminderd. Daarnaast krijgen organisaties als UNDP (United Nations Development Programme), UNAIDS en UNICEF een lagere bijdrage. Op het bilaterale kanaal wordt 19 procent bezuinigd; het aantal partnerlanden wordt teruggebracht naar 21. Belangrijke criteria voor partnerlanden zijn de resultaten van inkomensgroei en de mate waarin een land aansluit bij Nederlandse partijen op het gebied van economische ontwikkeling. Particuliere organisaties die actief zijn in sectoren die niet de prioriteit hebben (zoals basisonderwijs, gezondheidszorg, moeder- en kindsterfte, sociale vangnetten, HIV/Aids, drinkwater, draagvlakversterking, milieu, klimaat, gender, cultuur en stedelijke ontwikkeling) krijgen te maken met een totale bezuiniging van 75 procent. Dit heeft direct gevolgen voor organisaties als IUCN (International Union for the Conservation of Nature), NCDO, WWF (World Wildlife Fund) en IKV Pax Christi.

III. Directe armoedebestrijding

In het derde voorstel staat directe armoedebestrijding centraal. Het gaat hierbij om het verbeteren van de levensomstandigheden in arme landen. De armste landen, inclusief fragiele staten, behouden de steun van de Nederlandse overheid. Bij dit voorstel wordt alleen samengewerkt met multilaterale instellingen die focussen op armoedebestrijding. Dit betekent dat UNAIDS en UNFPA (United Nations Population Fund) de Nederlandse bijdrage met 50 tot 60 procent zien verminderen. Het aantal partnerlanden wordt teruggebracht naar 25. Op het particuliere kanaal wordt 13 procent bezuinigd door de bijdrage aan instellingen als ISS (Institute of Social Science), IHE (UNESCO Institute for Water Education), Wageningen Universiteit, NUFFIC (Netherlands Organisation for International Cooperation in Higher Education) en het KIT (Koninklijk Instituut voor de Tropen) te verminderen. Ook op programma’s voor het bedrijfsleven wordt 22 procent bezuinigd door alleen lage inkomenslanden op de landenlijst van programma’s als PSI (Private Sector Investeringsprogramma) te vermelden. Ten slotte wordt er 18 procent bezuinigd op Nederlandse vredesmissies.

IV. Modernisering

Modernisering is het doel van de vierde bezuinigingsvariant. Ontwikkelingssamenwerking zou zich moeten richten op armoedebestrijding met de focus op fragiele staten, economische groei en verdeling, klimaat en duurzame energie, gender en reproductieve rechten. De bijdrage voor UNICEF, UNAID, GAVI en GFATM wordt verminderd met 40 procent. Net als in de derde variant wordt het aantal partnerlanden teruggebracht naar 25. Verder krijgt het bilaterale kanaal te maken met een bezuiniging van 21 of 26 procent. Dit heeft vooral gevolgen voor sectoren die niet de prioriteit hebben; onderwijs, kennisontwikkeling, gezondheidszorg, goed bestuur, mensenrechten, milieu, water, cultuur, stedelijke ontwikkeling en HIV/Aids. Het particuliere kanaal krijgt te maken met een bezuiniging van 10 of 14 procent, omdat er meer wordt gewerkt met lokale ngo’s. De helft van deze bezuiniging wordt gerealiseerd door de bijdrage aan ISS, NUFFIC en het KIT te verminderen.

V. Accra agenda

Het laatste voorstel is gebaseerd op de Accra agenda for action, de afspraken die in 2008 zijn gemaakt om de uitvoering van de Paris agenda on Aid Effectiveness van 2005 te versnellen. Ownership (partnerlanden moeten het meer voor het zeggen krijgen), alignment (beleid moet aansluiten bij het beleid en procedures in de ontvangende landen), harmonisatie van procedures, resultaatgerichtheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor donoren en ontvangende landen staan in deze internationale afspraken centraal. Dit betekent dat het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking moet worden afgestemd op nationale agenda’s en internationale initiatieven voor meer effectiviteit en een betere arbeidsverdeling tussen de donoren. Daarnaast zal er op de bijdrage aan organisaties als UNFPA, ILO (International Labour Organization), FAO (Food and Agricultural Organization), Wereldbank, en WHO (World Health Organization) 80 tot 90 procent worden bezuinigd. Het aantal partnerlanden wordt teruggebracht naar 21 of 23, vooral door de uitfasering in een aantal fragiele staten en brede partnerlanden. Het particuliere kanaal krijgt te maken met een bezuiniging van 50 tot 70 procent op het budget voor organisaties als NCDO, KIT, Wageningen Universiteit, ISS, IHE, WOTRO (Science for Global Development) en beurzenprogramma’s. Ten slotte wordt er ook op vredesoperaties bezuinigd (met 56 tot 74 miljoen euro).

Invloed van Nederland neemt af

Oud-minister Koenders sprak in 2007 bij de presentatie van zijn nota ‘Een zaak van iedereen’ nog over een minister voor Internationale Samenwerking. Deze zou zich in een volgend kabinet bezig moeten houden met hulp, vrede en veiligheid, handel en klimaat. De armoedeagenda moest daarbij voorop blijven staan, stelde Koenders. Met de verkiezingen in zicht ziet de toekomst er met deze bezuinigingsmaatregelen echter heel anders uit. Zo stelt het rapport dat ‘de invloed van Nederland internationaal zal afnemen, vooral wanneer de internationale trend van een stijgend ODA-percentage zich voortzet’. Dit zal de effectiviteit van ‘het gehele geïntegreerde buitenlandbeleid verminderen’. In figuur 1 is te zien wat de gevolgen zijn van de vijf voorstellen voor het percentage ODA. Ook zullen er minder resultaten worden behaald op het gebied van armoedebestrijding. Daarnaast krijgt ook het klimaat minder prioriteit. Ondanks dat iedereen beseft dat de uitgaven voor mondiaal beleid voor duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding, biodiversiteit en het duurzaam gebruik van biomassa zullen toenemen, is er nog geen duidelijkheid over waar dit geld vandaan moet komen. Is dit official development assistance of moet het uit een ander potje komen? Het rapport benadrukt dat deze toekomstige kosten uit de nationale publieke middelen moeten worden gefinancierd. Hier zal de politiek nu al rekening mee moeten houden.

Ook stelt het rapport dat er op het gebied van inter- en intradepartementale samenwerking bij de Nederlandse overheid nog veel winst kan worden geboekt. Dit kan de effectiviteit en samenhang van het buitenlandse beleid vergroten. Hier kon de werkgroep echter geen aanbevelingen over doen, omdat het mandaat van de werkgroep beperkt is tot de thema’s internationale solidariteit en diplomatie.

Figuur 1. Gevolgen voor percentage official development assistance (ODA/BNP).

Keuzes voor de toekomst

Het is nu aan de politieke partijen in de Tweede Kamer om keuzes te maken voor de toekomst. Door de vervroegde verkiezingen hebben de politieke partijen echter minder tijd gehad voor het schrijven van het partijprogramma. Doordat dit rapport pas 1 april bekend is gemaakt, is het de vraag in hoeverre de besproken voorstellen onderdeel zullen zijn van de partijprogramma’s. Dit geldt overigens ook voor het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Vice Versa houdt u uiteraard op de hoogte en zal ook deskundigen om hun mening vragen. En wat zijn de reacties van de genoemde organisaties in de bezuinigingsvoorstellen? U kunt het binnenkort lezen op deze website.

Meer informatie is te vinden op en