
Verantwoord consumeren in een ontwikkelingsland: wie heeft het recept?
Ik ben een principefundamentalist. Vooralsnog heb ik daar vooral mezelf mee, want zieltjes winnen doe ik niet – uit principe – daar krijg je alleen maar oorlog van. Afgezien van die ene discussie, ben ik dan ook vooral in conflict met mezelf.
Recentelijk ben ik van leefomgeving veranderd. Sinds september woon ik in Bamako, Mali, en werk ik voor ICCO op het gloednieuwe regiokantoor West- Afrika. Ik heb getekend voor twee jaar. Ik heb dus een leven op te bouwen hier; een nieuw huis, nieuwe vrienden, nieuw alles. De verleiding is dan ook groot om terug te grijpen naar oude zekerheden: te beginnen met mijn principes. Illusies. Doorgaans snijden de aannames achter die principes al geen hout, maar hier worden ze gekapt waar je bij staat.
Als ontwikkelingswerker sta je voor eerlijk en duurzaam en word je geacht te beginnen bij jezelf, voor die betere wereld. Praktiseer wat je preekt. Leef, beweeg en koop bewust, consuminder, ga fietsen, sponsor de koffieboer in plaats van dat weeshuis. Een mooie gedachte die ik altijd ferm heb gevolgd (op wat kleine zonden na). In Mali blijkt het echter een kansloze missie. Of in ieder geval eentje die aan herziening toe is.
Ten eerste is er geen natuurvoedingswinkel of een Waar te bekennen hier. De EKO en Fair Trade keurmerken – waar je altijd blindelings op vertrouwd hebt – schitteren door afwezigheid. Dan denk je: doe gewoon je boodschappen, je begeeft je tenslotte midden op de lokale markt die je zo graag stimuleert. Inmiddels weten we allemaal dat de Chinezen, Brazilianen en Libanezen er uiteindelijk met de buit en met je goede intenties vandoor gaan.
Ik ben al jaren overtuigd vegetariër. Gevoed door de theorieën over dumping, milieudruk en overproductie distantieer ik me met dédain van de vleesindustrie. Beter dat ik die kilo graan eet, dan die koe dat doet. Het levert bovendien een lekker overzichtelijke menukaart op in het restaurant. Het principe wankelde wel al enige tijd, want de zogenaamde sojavervangers bleken geen haar beter en de vegetarische kaas kijkt wel erg diep in mijn portemonnee. Hier in Mali heb je de keuze tussen de vrij rondrennende lokale poulet bicyclette (de kip is zo mager en zo snel als een wielrenfiets) of de uit Frankrijk ingevlogen haricots verts en erwtjes uit blik. In het restaurant is het als vegetariër kiezen uit drie bijgerechten met brood. Ik eet nog steeds geen kip of vis, maar uit te leggen valt het niet.
In mijn huis (een prachtige petite villa – zoals het een ware expat betaamt) is niet op te dweilen tegen het vrolijk dwarrelende woestijnstof en de salamanderpoep. In de illusie een milieuvriendelijk schoonmaakproduct te kunnen vinden, heb ik me suf gestaard op de etiketten in de supermarkt. Helaas, consumenteninformatie is doorgaans in onleesbaar Chinees, of een klantonvriendelijke opsomming van ondefinieerbare stoffen. Maar om nou je ECOVER te laten invliegen…
Nog iets. Daar waar ik in Nederland regelmatig snuffelde (en slaagde) in tweedehands kledingwinkels, is dat riskant idealisme in Mali. Hier veeg je hier met tweedehands aankopen de lokale textielindustrie van de kaart. En om af te sluiten met de schrijnende klassieker: er is niet op te fietsen tegen al dat zakelijk gevlieg voor het goede doel.
Wat een dilemma’s!
Er bestaan interessante definities van ontwikkelingswerk en hoe je bijdraagt aan een rechtvaardiger wereld. Sommigen wanen zich zelfs ware weldoeners in het onderhouden van de complete familie van hun partner, die dan toevállig ook nog eens een mooie gespierde strandneger is. Maar ik ben er zelf ook nog helemaal niet. Ik heb het fantastisch naar mijn zin in een van de armste landen van de wereld en ik maak gepassioneerd overuren voor ICCO. Tegelijkertijd wordt er hier flink aan mijn waarheden – aan mijn ‘goed’ en ‘kwaad’ – geknaagd. Ben maar vast begonnen met het sparen van flessendopjes. Mocht het cynisme de overhand krijgen, dan kan ik tenminste nog in de vuilverwerking gaan. Hier in Bamako behoeft dat geen uitleg of verantwoording en je komt makkelijk aan je materiaal. Bovendien is er prachtige design van te maken: heel hip en verantwoord. Mijn huis is groot genoeg om een atelier te beginnen.
In april gaat het richting de 50 graden lopen, maar mijn verblijf in Mali kan nog wel eens heel verfrissend zijn.